Artikel 17 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens schrijft voor:
Ieder persoon, hetzij alleenstaand of tot een collectiviteit behorend, heeft recht op eigendom, niemand mag op willekeurige wijze uit zijn eigendom ontzet worden.
Het Nederlandse Burgerlijk Wetboek maakt onderscheid tussen bezit en eigendom. Je kunt iets bezitten zonder dat het van jou is, bijvoorbeeld als je het gestolen hebt. Het typische van eigendom is dat de eigenaar ermee mag doen wat hij wil zolang hij geen wetten overtreedt door bijvoorbeeld wiet te telen op zijn land.
Wie in een samenleving eigenaar is van het kapitaal, lees productie middelen, bepaalt wat er gebeurt. Marx en Engels pleitten in het Communistisch manifest (1848) voor de revolutionaire afschaffing van het burgerlijk-liberale stelsel van eigendom en vervanging daarvan door collectieve vormen van eigendom, waarin in ieder geval de productiemiddelen (grond en kapitaalgoederen) door de arbeiders beheerd zouden worden. Zij vinden het niet nodig bewijzen aan te voeren waarom die arbeiders dit beter zouden kunnen dan de traditionele eigenaren. In de praktijk hadden in de latere communistische staten de overheid en zijn ambtenaren die macht. Zij bleken niet de altruïstische ‘arbeiders’ te zijn die Marx op het oog had en roeiden meer in eigen zak dan hun liberale voorgangers. Daarbij waren zij risicoschuw, geen ondernemers, en voornamelijk bezig met het behoud van hun positie. De communistische staten gingen dus op de fles en het systeem raakte buiten gebruik, er resteerden wel een aantal miljardairs, hoe dat kan in een land waar privé eigendom verboden was is een raadsel.
Daarbij is de inkomensverdeling, waarvoor je bij arbeiders en hun vakbonden de handen het gemakkelijkst op elkaar krijgt, niet noodzakelijk dezelfde als de kapitaalverdeling. De opbrengst van het kapitaal wordt herverdeeld door de belastingen die nu meer dan 50 procent bedragen. Ik breng in herinnering dat de directe aanleiding voor de tachtig jarige oorlog de invoering was van de tiende penning, een belasting van tien procent van de omzet.
De herverdeling wordt niet door iedereen als rechtvaardig ervaren, De luie profiteert ten koste van de harde werker. Daardoor is er ook in Nederland, in Engeland bestond het allang, een nieuwe wetenschap ontstaan, de belasting ontwijking. Gaten of onvolkomenheden in de wetten worden gebruikt om belasting te ‘sparen’. De techniek vraagt nauwelijks investeringen en kan uiterst profitabel zijn. Nederland loopt merkwaardig genoeg voorop in de rij van landen die belastingontwijking faciliteren, Amerikaanse bedrijven, die in Zuid-Amerika willen investeren, doen dat via Nederland waar ze dan 10 procent winstbelasting negotiëren. Bij directe Amerikaanse investeringen in die landen is de belasting 35 pro cent.
Diezelfde overheid is dan grenzeloos verbaasd als de burgers het voorbeeld van hun regering volgen en zich fiscaal vestigen op een eilandengroep in de Indische Oceaan waar nauwelijks belasting wordt geheven op inkomen uit vermogen. Als je eigenaar of aandeelhouder bent van een bedrijf dat winst maakt betaal je in Nederland eerst winstbelasting, dan dividendbelasting op het deel van de winst dat aan je uitgekeerd wordt, en daarna nog eens inkomensbelasting. Als je van het geld dat je dan nog overhebt een auto koopt betaal je eerst bijzondere verbruiksbelasting en daarna 21% BTW. over de prijs inclusief de bijzondere belasting. Koopt u benzine dan is nog eens meer dan de helft ven de prijs belasting.
Mensen en bedrijven met een negatief inkomen of vermogen, meer schulden dan bezit, worden daarentegen met satijnen handschoenen aangepakt. Eenmaal gemaakt verlies mag eindeloos gecompenseerd worden en als je als huiseigenaar een particulier, die de huur niet betaalt uit je huis wil zetten kiest de overheid partij voor de wanbetaler.
De sterkste schouders moeten de zwaarste lasten dragen, heet het. Stel u voor, u bent een sterke en u sjouwt met een zware zak op uw nek zwetend langs een terras waar uw zwakke broeder achter een biertje zit.
Johannes Tegendraedt