Oh lieb so lang du lieben kannst,
Die Stunde kommt dass du an Gräbern stehst.
Deze tekst komt uit een gedicht van Ferdinand Freiligrath geschreven in 1829. Franz Liszt gebruikte het in1845 voor een lied met piano begeleiding en in 1850 werd die muziek door hem gebruikt voor de derde Liebestraum, één van zijn bekendste piano werken. Te sentimenteel vinden sommigen, juist daarom zo prachtig vinden anderen. Zelf is “Der Franz” in 1886 begraven in Bayreuth. Tot zijn nagedachtenis staat er op het kerkhof een kleine kapel.
Mevrouw Tegendraedt en ik bezoeken vaak begraafplaatsen zoals in Wenen waar drie miljoen doden begraven liggen. Speciale plaatsen zijn ingeruimd voor coryfeeën zoals Beethoven, Schubert, Strauss Sr. en Jr. en Brahms.
Ook het kerkhof Père-Lachaine in Parijs had onze belangstelling. Ook hier liggen vele beroemde kunstenaars begraven, van Chopin tot Poulenc en van Modigliani tot Delacroix. Père-Lachaine kenmerkt zich door de vele deels heel oude kapellen op de graven, hier mocht iedereen die het betalen kon een grafmonument oprichten. Opvallend is, niet alleen hier, dat er zoveel oudere graven zijn van heel jonge kinderen. Een aanschouwelijk bewijs voor de vooruitgang in de geneeskunde sinds die tijd.
Al wandelend over een kerkhof lees je de epitafen, de grafschriften. De meest bekende staan niet op een graf. Er is nergens een graf van de Nederlandse dichter Poot, waar op staat: hier ligt Poot, hij is dood. Het is een grap van een andere Nederlandse dichter genaamd de “schoolmeester”.
Gerrit Komrij, voormalig dichter des vaderlands, overleden in 2012, bedacht voor zichzelf een epitaaf: Hier ligt Komrij, ik denk dat ik omrij. Zijn graf heb ik nooit gezien, ik weet niet of het erop staat.
Ook Fons Jansen maakte grafschriften zoals deze voor Joost van den Vondel:
Het hemelse gerecht
heeft mij ten langen leste
betrapt als rijmelaar,
nu lig ik bij De Slegte.
of niet van Fons maar omdat het heel koud was toen Vondel stierf:
Hier leit Vondel zonder rouw
Hij is gestorven van de kou.
Mijn neef Alexander is de meest merkwaardige kerkhofbezoeker die ik ken. Hij is journalist, zijn vrouw is cameravrouw. Samen maken ze als ‘freelancers’ reportages door heel Europa. Ze hebben geen vaste woon- of verblijfsplaats, ze wonen al jaren in een soort kampeerautobus, maar van kampeerterreinen moeten ze niets hebben, te onvrij. Zij verblijven op de parkeerplaats van het plaatselijke kerkhof, altijd gratis en ’s nachts is er niemand. Het is alsof mensen toch bang zijn dat de dode zielen `s nachts levenden mee het graf intrekken.
Momenteel sterven er wereldwijd 220 000 mensen per dag, tendens sterk stijgend.
Het begraven van de doden is in Europa met allerlei voorschriften omgeven. Zo mochten wij onze vaderen nooit in onze tuin begraven, onze honden liggen er wel. Het begraven is wel business, nabestaanden zijn onmiddellijk na het overlijden van een geliefde niet erg oplettend en laten zich vaak allerlei dingen aansmeren waar ze naderhand spijt van hebben.
Niet iedereen laat zich begraven, maar het enige alternatief voor begraven is crematie. Het laten opeten van lijken door gieren, zoals dat elders wel gebeurt, is hier niet toegestaan. Het cremeren is met geheimzinnigheid omgeven. De kist met het lijk verdwijnt in de vloer en later kan de familie een urn met de as ophalen. Het meemaken van het echte verbranden zoals je dat in India doet is hier niet mogelijk.
De urn met de as gaat niet in gedenkplaats met epitafen, maar wordt uitgestrooid boven zee of op het asveldje achter het crematorium. Een vriend van mij heeft de as van zijn te jong overleden echtgenote uitgestrooid op het gazon achter het huis, geen goede gedachte vond hij later, hij durfde er nauwelijks nog te lopen. De gedenkplaatsen voor urnen moeten er komen volgens mij, zodat je nog eens raad kan gaan vragen aan de overledene of glimlachen om zijn epitaaf.
Johannes Tegendraedt