Over globaal gesproken

Volgens mijn Van Dale, die niet meer zo piep is net als zijn eigenaar, betekent globaal alleen ‘niet nauwkeurig’. Een globaal onderzoek gaat niet in details, is oppervlakkig.

Zoiets als het zelfonderzoek dat mij op het computerscherm werd aangeboden, waartoe ik slechts een twintigtal vragen diende te beantwoorden. Daarna werd vastgesteld dat ik me het best thuis zou voelen bij de moderne ‘Rechtse Rakkers’

Tegenwoordig wordt globaal ook gebruikt in de betekenis van wereldwijd, globalisering is een ‘issue’ waarop de Tegendraedtse visie echter nog ontbreekt.

Ik beschouw globalisering nu als onvermijdelijk maar ik kijk er naar met gemengde gevoelens.

Ik koop een elektrisch scheerapparaat voor 8 euro bij de Chinese bazaar, waarvan er in mijn woonplaats sinds kort een aantal zijn verschenen. Het scheerapparaat lijkt op een Braun en scheert ook even goed. Niet lang geleden kostte een Braun nog 60 euro, hij werd toen in Duitsland gemaakt. Door de globalisering gaat de productie van massagoederen naar de lage lonen landen. De man of vrouw die het scheerapparaat in elkaar zet kost per uur een fractie van wat een Duitser met dit werk verdient.

De globalisering uit zich ook in ons bezoekpatroon. Mijn overgrootvader ging nooit met vakantie, ’s zomers werd op zondag wel eens de Jan Plezier aangespannen, een soort tramrijtuig getrokken door twee paarden, voor een familie dejeuner sur herbe, een barbecue zeggen we tegenwoordig. Mijn kinderen gaan nu enige weken per jaar wandelen in de Himalaya of olifanten fotograferen in Zuid Afrika. In de rij bij de kassa van het Rijksmuseum in Amsterdam sta je midden tussen de Japanners.

In vrijwel alle niet Engels sprekende landen is het Engels ingevoerd als tweede taal. Aan Nederlandse Universiteiten worden nu al enkele colleges gegeven in die taal. Ik houd van mijn moedertaal, ik moet er niet aan denken dat mijn nazaten mijn geschriften niet meer kunnen lezen. Voor het internationale begrip voor elkaar is het natuurlijk wel handig als we elkaar verstaan. Veel, helpt het niet. We blijven bij bezoeken naar elkaar kijken als naar apen in de dierentuin. Japanners griezelen als ze zien hoe wij in ons bord een bloederige biefstuk snijden en daarna opeten en ze vinden het onbegrijpelijk dat wij een plak tonijn bakken in plaats van hem, door de kok in mooie stukjes gedeeld, met eetstokjes rauw op te eten.

De bedoeling is natuurlijk dat, als we elkaar goed kennen, oorlogen tot het verleden gaan behoren. Ik zie dat niet gebeuren, Allen vinden dat de anderen net moeten worden als zij. Wij Nederlanders proberen dat ook onder leiding van de VS, die zelf lijden aan het NIH syndroom (not invented here). Bij ons en bij onze Oosterburen heet dat: Bij ons thuis is alles beter.

De oppervlakkige cultuurverschijnselen komen eerst bij de integratie. Vrijwel overal kennen we intussen de aantrekkelijke jonge vrouw, die een microfoon bij haar mond houdt alsof zij hem kust . Haar dunne stemmetje wordt dan zo versterkt dat het een stadion kan vullen. Het stadion is bezet met (jonge ) mensen die met de handen boven het hoofd de simpele melodie opslurpen en daarbij niet zelden flauw vallen.

Ook de religie blijft een struikelblok voor globalisering. Animisten, vooroudervereerders en Boeddhisten, polytheïsten en monotheïsten, de joden, christenen en islamieten, allen hebben de enig ware boodschap.

De ruimere spreiding van informatie leidt wel tot grote volksverplaatsingen. Europa is wit, Afrika zwartbruin en het verre Oosten geelbruin gaat allang niet meer op . Hele volkstammen verhuizen naar een gebied waar het gras groener lijkt, meestal grote steden. Ze blijven wel bij elkaar, gescheiden naar land van herkomst. Dus moet er nog heel wat water naar de zee stromen voordat we allemaal lichtbruin zijn.

Johannes Tegendraedt

Schrijf een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *