Homo ludens, spelende mens, is de titel van een in negentien honderd achtendertig verschenen boek van de Nederlandse historicus Johan Huizinga. Deze spelende mens zou door de industrialisatie zoveel vrije tijd krijgen dat hij zijn tijd zorgenvrij zou kunnen vullen met creatief spel.
Die vrije tijd is er gekomen. In de 19e eeuw werkte een arbeider nog 75 uur per week. In 1922 werd de maximale arbeidstijd per week vastgesteld op 48 uur, nu wordt er nog maar 36 uur per week gewerkt. Maar de homo ludens is er niet gekomen.
Huizinga, was één van de eerste toekomstvoorspellers die met scenario’s werkte. Hij achtte het ook mogelijk dat een puerilistische samenleving zou ontstaan, een samenleving gedomineerd door verlate pubers met een gemakkelijk bevredigde maar nooit verzadigde behoefte aan banale verstrooiing, de zucht tot grove sensatie, de lust aan massavertoon. Een dergelijke samenleving is er duidelijk wel gekomen.
De meeste toekomst voorspellers die hun ideeën hebben opgeschreven verwachtten geen utopie maar een dystopie, niet een mooie, maar een sombere toekomst. Mijn eerste kennismaking met een dystopie was, toen ik, veel te jong, ‘Het Proces’ las van Franz Kafka. Nachten heb ik slecht geslapen.
Later maakte ik kennis met twee andere beroemde dystopieën.
1984 is van George Orwell, het boek bespreekt een totalitaire staat, bijeengehouden door angst. ‘Big Brother Is Watching You’, werd een referentiekader.
Het andere dystopia is van Aldous Huxley, het wordt beschreven in zijn boek ‘Brave New World’. Ook hier is er sprake van een totalitaire samenleving maar de bewoners zijn een soort gelukkig door georganiseerd drugsgebruik. Ze worden niet geboren, maar gekweekt in een mensenkwekerij en worden voorgeprogrammeerd voor hun plaats in een emotieloze samenleving.
Ja, en dan wilt u natuurlijk weten hoe de utopie van Tegendraedt eruit ziet. Die is er niet, ik zou wel een paar ontwikkelingen willen zien.
Ik zou willen dat de mens inzag dat hij zich heeft ontwikkeld tot een plaag en dat hij overging tot verplichte geboorte beperking. In China is er ervaring mee, het was niet populair.
Ik zou willen dat de religies werden afgeschaft; wij ‘weten’ intussen zoveel, dat er geen behoefte meer is aan ‘geloof’. De hemel, de hel, het leven na de dood, de reïncarnatie, alles naar de geschiedenisboeken. Veel mensen, vaak met weinig ontwikkeling, bestrijden elkaar nu op leven en dood om vast te stellen welke onzin moet worden geloofd.
Ik zou willen dat de mens aan eigen rasverbetering zou doen. Niet tomaten met een perensmaak, maar mensen die intelligenter en empathischer zijn. Rasverbetering gaat nu nog met selectie en duurt dus lang, maar als we niets doen worden we langzaam dommer omdat domme mensen meer kinderen hebben dan slimme.
Ik zou willen dat alle mensen tijdens hun hele leven goed onderwijs krijgen, dat de tijd die nu wordt besteed aan de puerilistische banale verstrooiing zou worden gebruikt voor de bijscholing in moderne technieken zoals nanotechnologie , robotologie, chemische technologie en biochemie, die het leven van de mens in de komende decennia zullen beheersen.
Utopieën en dystopieën hebben gemeenschappelijk dat ze geen werkelijkheid worden. Er zullen ook wel grote verschillen blijven tussen de kwaliteit van het leven van mensen. Voor zover die verschillen geografisch bepaald zijn, leiden ze, zo leert de geschiedenis, onvermijdelijk tot volksverhuizingen. Grote verschillen binnen een samenleving leiden tot revolutie en burgeroorlog.
Johannes Tegendraedt