Over arts gesproken

Gisteravond bezochten we oom Karel die 72 jaar was geworden. Hij en zijn vrouw Elsa, die ongeveer even oud is, steken niet onder stoelen of banken dat ze in blakende gezondheid verkeren.

Dat mag ook wel want oom Karel werkt nog steeds.

Ik niet hoor, zegt tante. Vroeger was de praktijk aan huis en ik was behalve huishoudster en kindermeisje ook nog telefoniste, boekhoudster, verpleegster en sociaal werkster in de praktijk, maar nu is er een jonge vrouw, die alles regelt en zonodig patiënten kan helpen, ik ben vrijgesteld. Soms pas ik op de kleinkinderen, maar ik heb veel tijd om leuke dingen te doen met mijn vriendinnen.

Waarom moet jij dan werken oom Karel?, vraag ik.

Ik moet helemaal niet werken, ik wil werken. En mijn patiënten willen graag door mij behandeld worden. Je moet niet vergeten dat ik hen bijna allemaal getrokken heb bij de geboorte, ik ken ze en voor hun ziekte geschiedenis heb ik geen databank nodig. Soms wil de naam van een medicijn me niet te binnen schieten en moet ik het opzoeken in het handboek. Soms wil ook de naam van de patiënt niet komen, maar ik heb met hen afgesproken dat ze wel mogen lachen maar niet zeuren. Ik zorg ervoor dat ik goed bijblijf met de nieuwe methoden in de geneeskunde, als ze daaraan twijfelen, moeten ze maar bij de jongere collega gaan.

Nou ja Karel, zegt Elsa, het is toch wel lastig als je zo af en toe de namen door elkaar haalt. De mevrouw die je laatst vroeg of ze nog last had van het litteken van de borstamputatie was ook niet blij. Die amputatie was bij haar zus.

Er zijn natuurlijk wel dingen die niet meer zo goed gaan, ik doe ook geen nachtdiensten meer, ’s nachts auto rijden maakt me angstig. Bovendien heb ik een jonge huisarts en een aankomend arts in de praktijk. Maar mijn spreekuur blijft het drukst, de patiënten willen liever bij mij dan bij de jonge artsen.

Ook de jonge vrouwen? Ja, geen probleem. Vroeger als de kleren uit moesten had je brutaaltjes, zo van ben ik niet begeerlijk, of verlegen, handjes voor het lichaam en zo. Typisch is de tekening van een spreekkamer, arts achter zijn bureau, achter het kamerscherm een vrouw, haar kleren hangen over het scherm haar hoofd steekt er boven uit. Zegt ze: Dokter, als u vraagt, dan zal ik wel kijken. Tegenwoordig is bij de jonge vrouwen de sfeer heel ontspannen, het zijn eerder de oudere vrouwen en ook mannen, die het moeilijk vinden, ze generen zich voor de aftakeling van hun lichaam.

Niet iedereen vindt het prettig als twee en zeventig jarige nog te werken, zeg ik. Belgische arbeiders gaan staken omdat ze, nu we ouder worden, langer met pensioen willen zijn in plaats van langer werken.

Die mensen houden niet van hun werk, hebben er geen binding mee. Huisarts is een zwaar beroep, maar door de werkverdeling een beetje aan te passen, zoals ik doe kan je nog lang mee. Je moet wel willen. Ik ken de gepensioneerden natuurlijk uit de praktijk. Veel van hen doen niks zinnigs, ze helpen hun vrouw met de boodschappen, gaan naar de voetbalwedstrijd van de kleinkinderen en missen geen populaire TV uitzending. Ook als ze niets ernstigs hebben zijn ze regelmatig met kleine ongemakken op mijn spreekuur.

Oom Karel, hoe is je pensioen geregeld?, vraag ik.

Goed, zegt oom. Ik heb mijn praktijk nog gekocht. Voor mijn voorganger was de opbrengst de basis van zijn pensioen. Een tijdje was een praktijk onverkoopbaar, maar nu lopen investeringsmaatschappijen de deur plat om praktijken te kopen. Bovendien hebben we sinds 1973 ons eigen pensioenfonds, ik was laat maar ik heb toch nog een aardig pensioen opgebouwd. Ik hoef mij ook na mijn pensionering niets te ontzeggen, ik hoef geen plonk te drinken.

Wil je nog een glas van deze heerlijke rode wijn, Spaans uit La Mancha, het land van Don Quichote. Een halve fles rode wijn per dag is goed voor je gezondheid zeg ik altijd tegen mijn patiënten, dat horen ze graag.

Johannes Tegendraedt

Schrijf een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *