In een boek van mevrouw Tegendaedt over muziekgeschiedenis schrijft de auteur in de inleiding:
Nog nooit in de geschiedenis van de mensheid is er zoveel muziek gemaakt en zoveel muziek beluisterd als nu en nog nooit was de gemiddelde kwaliteit zo slecht.
Later blijkt dat hij het speciaal op de popmuziek, voluit populaire muziek begrepen heeft. Pop komt van populus, volk in het Latijn, volksmuziek dus. Ook de term lichte muziek wordt wel gebruikt, aan muzikaal begrip en kennis van muzikant en luisteraar worden geen hoge eisen gesteld. Het instrumentarium van de moderne pop is ook uitermate beperkt geworden. De menselijke stem, de elektrische gitaar en het Japanse orgeltje, dat is het wel. De gitarist heeft twintig akkoorden geleerd en ramt die er de hele avond uit. De zanger of zangeres staat de microfoon te kussen en als hij of zij zich per ongeluk even van de microfoon verwijdert, is ze zelfs op de eerste rij niet meer te horen. Gewoon geen stem. De voornaamste bagage van een reizende pop groep is een vrachtauto vol reusachtige luidsprekers. Als er bij ons op het dorp iets te vieren valt, dan wordt er een groep ingehuurd en kun je tijdens de uitvoering nergens in het dorp aan de eentonige dreun van de basgitaar ontsnappen.
Twee honderd meter bij ons vandaan is een soort hostal voor jongeren gekomen. In het begin van de middag als de jongeren uit hun bed komen gaat de versterker aan en worden wij en de hele buurt verzorgd met lawaai dat voor muziek doorgaat. Tegen zonsondergang houdt het op, dan gaan ze eten en daarna naar de disco waar ze gelukkig de hele nacht blijven.
De tegenpool is de klassieke muziek, een foute naam. Klassieke muziek werd rond twee honderd jaar geleden gecomponeerd en sinds die tijd is een scala aan stijlen ontstaan. Die worden allemaal nog uitgevoerd, klassieke muziek is niet trendy. We spreken ook wel van serieuze muziek. Wie concertpianist wil worden moet niet alleen begaafd zijn maar ook iedere dag vijf uur willen studeren. Wie wil genieten van een uitvoering van een pianoconcert moet zijn gehoor oefenen en zich verdiepen in de achtergronden.
Vroeger dacht ik dat de batterijradio de prijs verdiende voor de slechtste uitvinding van de twintigste eeuw. Echter de draagbare giganten, die op het strand tegen elkaar in stonden te brullen en iemand die er tussen zat gek maakten, zijn geheel verdwenen en vervangen door beschaafde oordopjes waarmee iedereen zijn eigen herrie kan aanhoren en zijn gehoor verpesten, zonder anderen te hinderen.
De versterker scoort toch nog steeds hoog op de lijst van ergernis gevende uitvindingen. Iemand die piano speelt zoals ik mijn brieven tik, met twee vingers, kan op een orgeltje uit Japan een heel orkest laten mee zeuren. Als hij dat dan ook nog geweldig versterkt, krijgt hij het gevoel een groot muzikant te zijn. Het ergste op dit gebied is de drummachine, nu standaard ingebouwd in de Japanse elektronische piano’s. Deze drummachine kan met het indrukken van een aantal knoppen het geluid van de hele percussiegroep van een symfonieorkest produceren. Met deze programma’s was het ’take five’ van Dave Brubeck, een vijfkwarts maat, ongebruikelijk en niet makkelijk in het gehoor liggend, een peulenschilletje geweest.
Dat brengt ons bij de jazz muziek. Ooit ontstaan als volksmuziek van de negerslaaf op de Amerikaanse plantages, wordt de jazz nu in Nederland uitgezonden op de zender voor klassieke muziek. De roeper, een soort voorzanger, wiens vragen over hun treurige leven, door zijn medeslaven op de akker in koor werden beantwoord, hoor je echter alleen in uitzendingen van historische opnamen. De rapper in de pop is echter helemaal ‘in’. Het verschil tussen de twee is de pretentie. De rapper pretendeert een boodschap te verkondigen, maar doordat hij vaak een gebrekkige ontwikkeling heeft, blijft het oppervlakkig.
Zonder dat ik het gezegd heb, gaat deze column alleen over westerse muziek en niet over oosterse muziek; daarbij is te bedenken dat de negende symfonie van Beethoven in Japan nog vaker wordt uitgevoerd dan in Europa.
Johannes Tegendraedt