Over kunst gesproken

De familie Tegendraedt bezat vroeger een landgoed in midden Nederland. Het was heel groot, er hoorden drie boerderijen bij en een landhuis met achttien kamers. Het ging steeds van vader over op de oudste zoon en was heel lang in het bezit van de familie.

De laatste Tegendraedt die het huis bewoonde, ik zal hem niet nader bekend maken omdat hij erg onder de gebeurtenissen heeft geleden, was rechter en verdiende dus een redelijk salaris. Maar na inkomsten- en onroerend goed belasting was er net genoeg geld over om vrouw en kinderen te onderhouden. De pacht hielp ook niet want die werd door de overheid laag gehouden. Dus werd het onderhoud van huis en tuin betaald uit een steeds hogere hypotheek. Toen de banken het welletjes vonden raakte het huis en park verwaarloosd. Uiteindelijk is het familielandgoed met de schulden voor één Euro verkocht aan de gemeente.

Ik ben er laatst nog eens geweest. Het huis is gerestaureerd en in goede staat: het wordt door een overheidsinstantie gebruikt als kantoor. Achter de ramen zie je mannen en vrouwen drukke dingen doen achter schermen.

Het park is sterk verwaarloosd en wordt kennelijk door de plaatselijke aannemers gebruikt als stortplaats om het ijzer en beton kwijt te raken dat ze overhouden bij de bouw. Onbegrijpelijk dat zoiets mag.

De plaatselijke herberg, Het Zwarte Paard, is er ook nog steeds. Je kunt er niet meer logeren en de feestzaal voor bruiloften en partijen is alleen in het weekeinde in gebruik als discotheek. Maar ze schenken nog steeds een goede kop koffie met daarbij gratis een plak Deventer Kruidkoek.

Aan het tafeltje naast mij drinkt een oude dame koffie. Zij komt mij bekend voor.

Volgens mij, zegt ze bent u de jonge meneer Tegendraedt. Dat klopt, zeg ik en U bent mevrouw Van Petegem, u hebt hier een galerie.

Ik had een galerie, maar die is gesloten De klanten bleven weg, mensen kopen geen moderne kunst. ‘Verf tegen een doek gooien kan ik zelf wel’ zeggen ze of ‘mijn dochter van zes kan het beter’

Waar leven die kunstenmakers dan van?, vraag ik.

De overheid koopt. Ambtenaren durven zoiets niet zelf te beslissen, en dus is er een aankoopcommissie. De kunstenmakers zijn om beurten beoordelaar en beoordeelde, ze spelen elkaar de bal toe. In Huize Tegendraedt hangt nu ook van die rommel.

Wat vindt u, is echte kunst?

Als je naar kunst kijkt of luistert, moet je iets voelen, lachen of huilen, het maakt niet uit, het moet je kriebelen. Als een kunstenmaker een verhaal gaat houden om uit te leggen wat hij bedoelt en wat je moet zien, dan deugt het werk niet.

En de schoolklassen dan die met de juf in het museum langs de grote meesters uit de gouden eeuw lopen.

Dat is anders. Een kind van nu denkt dat een molen bestaat uit een hoge stalen mast en daarop een stalen huisje met een propeller en hen is geleerd dat zoiets het landschap vervuilt. Als je een Ruysdael ziet moet je uitleggen dat het rietgedekte ding met wieken een molen is, waar het graan voor het brood werd gemalen. Bent u overigens nog in het park van het landgoed geweest?

Ja, het marmeren beeld van mijn betovergrootvader staat er nog. Verder ziet het er schandelijk uit, al die rommel, die aannemers er hebben neer gegooid, een vuilstortplaats.

Dat is geen rommel meneer Tegendraedt, het is door de gemeente gekochte kunst, er hoort een heel verhaal bij over de belevingswereld van het individu in de kosmos en zo.

Johannes Tegendraedt

Schrijf een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *