Alles heeft zijn prijs, zeggen we in het Nederlands. Bijna alles, want volgens de economen hebben alleen schaarse dingen en diensten een prijs. Vroeger werd als voorbeeld van niet economische (niet schaarse) goederen altijd de frisse lucht genoemd. Gratis is de lucht nog steeds maar fris wat minder.
Bovendien zijn er allerlei soorten prijzen. Een nogal eens gebruikt begrip is de kostprijs. Wat kost het om een artikel te maken. Laat je niets wijs maken, een kostprijs is een vaag begrip. De winst voor de aandeelhouders en de bonus voor de directie? De belasting, de kosten van de garantie, zijn ze inbegrepen? Is de kostprijs af fabriek of vrij huis?
Meestal bedoelen we met prijs de verkoopsprijs. Maar zoiets als vaste verkoopsprijs bestaat al helemaal niet. Ik moest eens voor mijn firma naar het verre Oosten. In het vliegtuig zat naast mij een Engelsman en we raakten in gesprek. Uiteindelijk visten we onze tickets uit de tas om de prijzen te vergelijken. Het bleek dat mijn firma voor mijn stoel twee maal zoveel had betaald als mijn buurman voor de zijne. Hij vond dat mijn firma niet goed oppaste en dat viel hem tegen. Als je goedkoop wilde kopen dan gold in Engeland ‘keep in touch with the Dutch’ Dat bleek niet op te gaan.
De verkoopprijs heeft in ieder geval niets te maken met de kostprijs, het zij dan dat je niet lang kan doorgaan met het verkopen beneden de kostprijs want dan ga je failliet. Maar verder is de prijs dat, wat een gek er voor geeft. De Engelsen zeggen het wat chiquer: the price is what the market will bear.
Wie geen last heeft van gewetensbezwaren en gezegend is met een goed gevoel voor wat de koper bereid is te betalen wordt dus een succesvol zakenman.
Typisch is het verhaal over de man die van zijn vriend voor een klein prijsje een grote partij vis in blik koopt. Als er de zondag erop toevallig niets in huis is voor de lunch maakt hij een blikje vis open. De vis blijkt bedorven. Het tweede en derde blikje zijn niet beter. Kwaad belt hij zijn vriend en zegt: de vis die je me verkocht hebt is niet te eten. Nou en, zegt de vriend, die vis is niet om te eten, maar voor de handel.
Het vrije marktsysteem heet gunstig te zijn voor de verbruiker omdat de hebzucht van de verkoper, in toom gehouden wordt door de hebzucht van de concurrentie.
Maar als die concurrentie er nu eens niet is? Stel je voor je bent in een dorp met hongerige mensen en je hebt één brood om te verkopen. Je kunt het brood verkopen aan de meest biedende voor honderd keer de prijs die je er zelf voor betaald hebt. Als je dat doet zul je vaststellen dat de koper het brood snijdt en de sneden per stuk verkoopt zodat hij het dubbele van zijn koopprijs ontvangt. In een situatie waar de concurrentie ontbreekt, moet het systeem kunnen terugvallen op iets dat ik zou willen noemen ‘fatsoen’.
Ik ontmoette op een congres in de bloeitijd van het communisme een man die voor het eerst in een land met een markteconomie was. Van zijn schaarse deviezen had hij in een speelgoedwinkel cadeaus gekocht voor zijn kinderen. Daarna was hij een warenhuis binnen gelopen en vond daar dezelfde dingen een kwart goedkoper. Een bedrieger was de man van de speelgoedwinkel vond hij.
Toen ik hem vertelde dat wij de prijzen vergelijken voor we iets kopen keek hij me medelijdend aan. Wat een tijdverspilling! Als hij een nieuwe regenjas wilde kopen ging hij naar de staatswinkel in zijn wooncomplex en bestelde aan de toonbank een herenregenjas maat vijftig. Dan krijg je een doos waar hij inzit, je betaalt en klaar. Er is maar één model en één kleur en één prijs. De kleur verandert ieder jaar zodat je kunt zien wanneer mensen hun jas gekocht hebben.
Hij droeg een keurige regenjas. Ik vroeg hem: Is dit een regenjas uit de staatswinkel?
Nee, zei hij, deze heb ik hier gekocht.
Johannes Tegendraedt