Over kenniseconomie gesproken

Als een Chinees ongeschoold werk doet, verdient hij nu per uur veel minder dan een Nederlander, die hetzelfde werk doet. Daar komt nog bij dat de Chinees geen baaldagen kent en omdat er in China weinig artsen en ziekenhuizen zijn is hij zelden ziek.

In onze tijd, waarin het transport van goederen en diensten steeds goedkoper en eenvoudiger wordt prijst de Nederlandse ongeschoolde arbeider zich dus uit de markt. Ontwerp je voor je Nederlander een machine, die het werk doet en je leert hem die machine te bedienen (hij doet nu geoefende arbeid), dan komt er weer veel meer resultaat uit zijn handen dan uit die van de Chinees, die nog met de bezem bezig is. Kenniseconomie noemen we dat. Maar je hebt wel mensen nodig die de machine kunnen ontwerpen.

Een kenniseconomie onderscheidt zich van andere economieën doordat de deelnemers gemiddeld meer kennen en kunnen.

Nu zal geen redelijk mens willen beweren dat de Nederlanders, een mengseltje, dat voor een deel afstamt van de Batavieren en de Kaninefaten, veel intelligenter zouden zijn dan de Chinezen.

Willen we de Chinezen voor blijven moet iedere Nederlander en Nederlandse dus presteren op de top van zijn of haar kunnen.

Daarvoor moeten ze kennen, ze moeten zo ver geschoold worden als ze aankunnen. Begaafde kinderen moeten in het onderwijs zo jong mogelijk gescheiden worden van de minder begaafden zodat ze in de klas niet eindeloos zitten te wachten tot de minder slimme de stof ook heeft begrepen. Geen middenschool, maar gedifferentieerd onderwijs.

De vakken die er toe doen in een kenniseconomie zijn in de eerste plaats de wiskunde, de natuurkunde en de scheikunde. Maar dit zijn nu juist de vakken, die door jongeren als moeilijk worden ervaren. Daarom worden deze vakken soms heel jong al uit het pakket gezet, er wordt gekozen voor het ‘pretpakket’. Later is zoiets niet meer goed te maken en technisch WO zit er niet meer in. De exacte vakken moeten in volle omvang weer verplicht worden voor iedereen, die een havo of een vwo diploma denkt te halen. Als dan ook een toekomstig jurist weet wat het verschil is tussen een kW en een kWh, is dat mooi meegenomen.

En, zo moeilijk is het allemaal nu ook weer niet. Ik heb ooit eens voorgesteld een boekje te schrijven over machtsverheffen voor kleuters. Hoongelach alom. Ook door mensen die kleuters les geven. Kleuterleidster heetten ze vroeger maar nu zijn ze lerares. De opwaardering in de naam heeft geen gelijke tred gehouden met de kennis. Veel leraren in het basisonderwijs kunnen blijkbaar slecht rekenen en machtsverheffen ligt vaak buiten hun gezichtsveld.

Maar als we de kenniseconomie echt willen dan moeten we ook kiezen voor goed onderwijs en goede leraren, daarbij bedenkend dat goede leraren duurder zijn dan slechte.

Blijft de vraag, wat doe je met de jochies die niks kunnen behalve hangen en die niks willen leren. In een kenniseconomie zijn ze zand in de tandwielen.

De oplossing is eenvoudig, ophouden met begrip en omschakelen naar eisen stellen. De jochies worden bij een vergrijp opgepakt en veroordeeld tot een verblijf in een soort gevangenis waar ze naar school gaan. Het einde van de straf is niet na een periode, van een maand of zo, nee, ze verlaten de gevangenis als ze een door de rechter bepaald examen hebben gehaald. Misschien pak je zelfs een paar jochies voor het intellectuele leven.

En wat doe je in een kenniseconomie met de boerengezinnen uit Anatolië en het Riffgebergte, die nooit iets anders hebben geleerd dan het opzeggen van Koranverzen en die, als ze naar Nederland komen, maar één Nederlands woord kennen: Uitkering.

Niets doe je met deze mensen, ze zijn ballast en een schip met te veel ballast zinkt.

Zorg dat ze niet komen en dat degenen die al gekomen zijn niet zo in de watten worden gelegd, dat ze naar de broers en zusters schrijven: Kom ook, het is hier fijn.

Johannes Tegendraedt

Schrijf een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *