In Nederland is in totaal een kleine 20.000 MegaWatt (MW) aan productievermogen voor elektriciteit opgesteld. Van dit vermogen wordt gemiddeld zestig procent gebruikt. Hiermee kan de gevraagde elektriciteit in piekuren meestal worden geleverd, soms wordt ook een beroep gedaan op import.
Hoe en hoeveel moet dit vermogen worden vergroot als we naar een fossielvrije samenleving willen? En, wat kost dat ongeveer en wat is het effect op de klimaatverandering?
We beginnen met de eerste vraag. De fossielvrije energie.
15 % van de energie die we gebruiken is elektrisch en dat zou dus betekenen dat we 100/15 maal het huidige vermogen moeten krijgen. Er zijn wat belangrijke details, ongeveer 20 % van ons energiegebruik is voor gebruik als grondstof, bijvoorbeeld voor de synthese van polyethyleen, plastic. Hoe je deze zou kunnen hergebruiken om die hoeveelheid te verminderen is een ander onderwerp. Voorlopig is 80/15 genoeg voor de begroting om verwarming en verkeer om te stellen, we moeten dan 85.000 MW capaciteit bijbouwen, allemaal niet fossiel. Er zijn momenteel drie opties om dat te doen, zonnecellen, windmolens en kernenergie.
Het probleem met elektriciteit is dat je het niet grootschalig kan opslaan, je moet op een koude avond voldoende capaciteit beschikbaar hebben, aan zonnecellen heb je dan niets. Zonnecellen in Nederland leveren gemiddeld slechts 10 tot 15 % van de ontwerpcapaciteit, meer speelgoed voor liefhebbers.
Windmolens zijn wat beter, het waait ook ’s nachts, een windmolen op zee kan gemiddeld tot 35% van zijn ontwerpcapaciteit halen. De moderne windmolen is 3 MW, maar levert gemiddeld maar 1 MW. Voor de gevraagde capaciteit heb je dus 85.000 windmolens nodig, dat wordt dringen op zee.
Beter zijn kerncentrales, die halen 95% en je hebt er dus maar 90 nodig om de klus te klaren, een flinke klus in 20 tot 30 jaar maar niet onmogelijk.
Nu naar de kosten. Een kerncentrale van 1000 MW kost ongeveer 1,2 miljard euro, dat is ongeveer vier keer zoveel als een gasgestookte van dezelfde capaciteit. Voor 90 kerncentrales van 1000 MW betalen we dus 108 miljard euro. Windmolens zijn ongeveer even duur per eenheid capaciteit en kosten dus 300 miljard euro.
De 108 miljard euro lijkt veel, maar gespreid over 20 jaar kunnen we dat wel opbrengen. Desnoods moet de sociale zekerheid maar iets schraler en moeten we een jaartje langer werken dan tot 67 jaar. In die tijd is het hele wagenpark vernieuwd naar elektrisch, niet noodzakelijk duurder dan fossiel. Verder moeten we de zaak niet verdunnen met onrendabele isolatieprojecten maar we moeten de ontwikkeling van een warmtepomp voor ons temperatuurgebied hoog op de lijst van researchdoelen zetten, samen met de ontwikkeling van de Thorium-reactor die geen plutonium maakt, lees geen atoombommen, en niet kan smelten.
Ik zou de reactoren niet op het verzakkende Groningse gasveld willen bouwen en ook niet in streken die bij hoog water onder water lopen maar wel in Oost en Zuidoost Nederland. En om de angst voor kerncentrales weg te nemen hebben we goede voorlichting nodig en minder prietpraat van angsthazen en politici die aan de populariteitswind varen.
Nu de laatste vraag, helpt het iets om de klimaatopwarming te verminderen? Het antwoord is heel duidelijk, het helpt niets. De bijdrage van Nederland aan de wereldwijde uitstoot van kooldioxide is zo gering dat een beperking daarvan geen invloed heeft op het klimaat.
Het is een ‘schnappsidee’ dat Nederland een voortrekkende rol zou moeten spelen. Het gaat erom of China en de VS bereid zijn om hun vele kolenmijnen en bijbehorende elektriciteitscentrales te sluiten en te vervangen door kerncentrales of andere niet fossiele elektriciteit. Tot nu toe lijkt de bereidheid daartoe minimaal.
Mijn idee, laten we in Nederland voor de groeiende vraag één of twee kerncentrales bouwen om de kennis niet helemaal te verliezen. Dat duurt een jaar of vijf, daarna zien we wat de grote broers hebben besloten. Lurgi, het enige bureau in Europa buiten Frankrijk dat een kerncentrale kon ontwerpen, heeft intussen zijn kernafdeling gesloten bij gebrek aan belangstelling.