Nederland is een rechtstaat en daar zijn we trots op. Nederland is een tolerant land en daar zijn we ook trots op, maar de twee zijn nogal eens strijdig. In een rechtstaat worden de rechten en plichten van de inwoners geregeld door wetten en voorschriften. De vele soorten politie handhaven de naleving en delen boetes uit aan de overtreders.
Als het heftige zaken betreft, gaat de overtreder naar het openbaar ministerie dat een aanklacht indient bij de rechterlijke macht en een straf voorstelt. De rechtbank kijkt dan of er voldoende bewijs is dat de aangeklaagde dat heeft gedaan waarvan hij of zij wordt beschuldigd en of de eis van het openbaar ministerie redelijk is gezien het verleden van de beschuldigde en de maximum straf die in de wet voor ieder misdrijf is vastgelegd.
Soms kiest de politiek ervoor bepaalde overtredingen van de wet te gedogen, dat is niet te vervolgen, tolerantie noemen ze dat wel. Ik vind dat onjuist; het brengt mensen op het idee dat het allemaal niet zo nauw komt met die wetten en dat ook het handhaven van andere wetten wel niet zo nauw zal worden genomen. Ook zouden we in een tijd waarin de rechtspraak zeer lage straffen uitdeelt zeer geholpen zijn met een wettelijke minimumstraf.
Dan nog de rellen van de laatste tijd. Tieners gooien met vuurwerkbommen en stenen naar de politie, steken auto’s en gebouwen in brand, slaan ruiten in van winkels en stelen de voorraad. Beelden zijn de hele wereld overgegaan, die Hollanders die altijd iedereen willen beleren, maken er zelf een rotzooi van.
Dan rukt de ME op, de machinepistolen voor de borst, indrukwekkend, maar de relschoppers weten intussen dat deze wapens slechts decoratief bedoeld zijn. In de instructie staat dat ze uitsluitend gebruikt mogen worden in geval van ernstige bedreiging van het leven van de politie. Niemand durft het risico te nemen dat de rechter de bedreiging niet ernstig vindt en dan wordt de ordehandhaver bestraft in plaats van de ordeverstoorder. De politie heeft niet veel vertrouwen in de steun van rechtspraak.
Wie zijn die relschoppers? Sommige politici spreken van ‘tuig’. In mijn jonge jaren gold ‘kop beneden het maaiveld’. Dat hadden we uit de oorlogsjaren overgehouden, we hielden ons rustig, vooral niet opvallen. Het ontzag voor wet en gezag was een duidelijk deel van onze opvoeding. Waar is dat tuig ineens vandaan gekomen? Ik heb helaas geen getallen maar mijn gevoel zegt mij dat er aan de opvoeding nogal wat ontbreekt.
In de tuigvrije jaren werden kinderen voornamelijk opgevoed door hun moeder, die had er alle tijd voor. Vrouwen streefden niets anders na dan moeder te zijn in een gelukkig gezin. De vader werkte zes dagen per week of 48 uur maar kon van zijn loon zijn gezin huisvesten, kleden en voeden. Nu wil moeder werken, carrière maken en haar inkomen moet bijdragen aan de kosten van de auto, de vriezer en de buitenlandse vakanties. Maar op de kinderopvang en de school leren de kinderen weliswaar veel, maar geen normen en waarden.
Anders ligt het bij een deel van de 4 miljoen Nederlanders met een migratie-achtergrond. De mannen werken, niet allemaal, veel vrouwen werken niet, ze mogen niet van hun man. De kinderen worden door hen opgevoed maar als de jongens de tienerleeftijd hebben bereikt laten ze zich niets meer zeggen door een vrouw, geen ideale situatie voor een opvoeding.
Het heropvoeden van het ‘tuig’ lijkt mij een uitzichtloze zaak. We kunnen wel proberen ze af te schrikken door aan te kondigen dat de pistoolmitrailleurs gebruikt gaan worden op de manier waarvoor ze bedoeld zijn. Dan vallen er zeker doden en gewonden. Maar na een paar keer blijft het ‘tuig’ weg en heeft de overheid en de politie hun gezag hersteld. Wie niet horen wil moet maar voelen, is een Nederlands gezegde uit de tijd dat het ‘tuig’ nog niet bestond.