De mens, hij lijdt het meest
Aan het lijden dat hij vreest
Mevrouw Tegendraedt en ik brengen tegenwoordig nogal eens een bezoek aan oom Karel. Sinds het overlijden van tante Letty, zijn vrouw, woont hij alleen in het grote huis waar vroeger ook de praktijk gevestigd was. Die praktijk is omgebouwd tot een kleine woning, met een keukentje, een slaapkamer en een woonkamer. Het huis waar ze vroeger woonden ligt daar boven.
Ik ken het oud worden en het oud zijn natuurlijk van mijn patiënten, zegt oom Karel. Eén van de dingen die ik herken is de angst. Je loopt slecht en je bent voortdurend bang om te vallen. Je weet dat je aneurysma´s in je hoofd hebt, die, als ze breken, een wisse dood betekenen, of je hebt hartritmestoornissen of een tumor in de hersenen die nog niet groeit.
Mensen hechten aan het leven, ze zijn toch niet bang voor de dood maar wel voor de manier waarop. Ik wil nooit naar een verpleeghuis is een bijna algemene opmerking. Toch eindigden veel van mijn patiënten daar. Veel mensen hebben ook iets ernstigs zonder het te weten. Het omgekeerde komt ook voor. Eén van mijn patiënten kreeg van de oncoloog te horen dat hij ernstig ziek was en nog maar een jaar te leven had. Tien jaar later leefde hij nog steeds en dronk dagelijks zijn biertje.
Anderzijds herinner ik mij de verjaardag van Letties vader, hij was ook huisarts. De kleine neefjes hadden de bloeddrukmeter, toen nog met een kwikbuis, uit de spreekkamer gehaald en iedereen moest weten hoe het werkte en zijn bloeddruk laten meten. Toen het ding weer zou worden opgeruimd zeiden de neefjes: jij ook oom. Mijn schoonvader kwam er niet onderuit zijn eigen bloeddruk te meten, hij bleek 200 te hebben, verontrustend hoog. Bloeddrukverlagende medicijnen waren er toen nog niet, hij moest onmiddellijk op een zoutloos diëet.
Zie je nog wel eens patiënten, vraag ik Oom Karel.
Mijn vroegere patiënten komen bij mij voor een ‘second opinion’. Die mag ik eigenlijk niet meer geven, ik ben te oud. Maar ik mag oude vrienden natuurlijk wel gratis raad geven, zo gaat het dan. Ik ken van allen de hele medische geschiedenis en ik kan ze soms afhouden van ingrepen waarvan het nut voor ouderen twijfelachtig is. Eigenlijk ben ik nu arts zoals ik altijd had willen zijn, zonder de financiële druk en zonder de loyaliteit met collega’s die fouten maken.
Is het een beetje uit te houden, alleen in dit grote huis?
Ja, het gaat wel. Ik heb mijn weerzin tegen de TV opgegeven, er is zo af en toe best een uitzending die de moeite van het zien waard is, je moet alleen goed zoeken. Ik eet uit de magnetron, niet echt lekker maar niet slecht. Ik eet weinig, ik doe twee dagen met een maaltijd. Een keer in de week gaat de vaatwasser aan, de was doet één van mijn twee werksters, zij komen elk één ochtend in de week. Mijn boodschappen komen van de super, ik bestel per E-mail en er wordt thuis bezorgd. De chauffeur is steeds dezelfde, hij zet de spullen ook in de kast.
Je hebt het allemaal aardig geregeld, maar is het nog een beetje leuk? vraag ik.
Ja, niet altijd maar vaak wel. Allereerst de eenzaamheid, je verliest de contacten met anderen. Ik adviseer iedereen die met pensioen gaat iets te blijven doen dicht bij zoals ik of iets heel nieuws te beginnen, het geeft niet wat, als je maar met mensen in contact komt.
Ik ben slecht ter been je kunt niet overal heen. Jullie komen nog al eens langs maar een oude man is niet een geprefereerd gezelschap. Daarnaast is er de angst. Je struikelt zo maar over iets dat je niet hebt opgeruimd en daar lig je dan te wachten tot iemand je vindt.
Denk je wel eens aan euthanasie, vraag ik hem. Ja, maar daar ben ik nog niet aan toe, ik geniet nog van mijn vrijgestelde leven, maar ik mis Letty iedere dag. Ik heb mijn dood natuurlijk goed geregeld, ik sterf als ik dat wil en mijn redenen daarvoor gaan niemand wat aan en kunnen dus ook niet getoetst worden aan de normen van iemand die vindt dat zijn normen voor iedereen moeten gelden.