Weg met alle socialen
Leve de koningin
Oranje boven, oranje boven,
Leve de koningin.
Dit liedje werd na de tweede wereldoorlog nog gezongen, socialisten werden zeker niet algemeen geacht. Toch zijn veel van de idealen van de socialisten sinds die tijd in vervulling gegaan en worden nu door alle lagen van de bevolking gesteund.
Neem de werktijd. Honderd jaar geleden was een normale werktijd 10 uur per dag, 6 dagen per week. De SDAP (sociaal democratische arbeiders partij) zette zich in voor een werkweek van niet meer dan 48 uur. Inmiddels werken we maar 5 dagen per week, met minder dan 8 uur per dag.
Neem het hoger onderwijs. Honderd jaar geleden studeerden aan onze universiteiten alleen kinderen van ouders die de studie en het onderhoud van hun kinderen konden betalen. Het streven was dat ieder kind dat de mogelijkheden in zijn ransel had ook de gelegenheid moest krijgen. Volgens mij is ook dat nu gerealiseerd. Om een academische studie te kunnen voltooien is een IQ van meer dan 120 nodig. Ongeveer één op de tien Nederlanders heeft dat. Eén op de tien Nederlanders heeft een academische studie voltooid. Dat lijkt te bewijzen dat het ideaal, wie kan, krijgt de kans, te bevestigen. De getallen liegen er niet om. Studeerden in 1950 nog minder dan 30000 studenten aan het Nederlandse Hoger Onderwijs, nu ligt dat aantal bij 300000.
Neem de vakantie, honderd jaar geleden had een arbeider een week en een paar snipperdagen per jaar. In die tijd werd zijn salaris niet doorbetaald, loon naar werken was het devies. Nu heeft een arbeider recht op 4 weken doorbetaalde vakantie, bovendien krijgt hij veelal een dertiende maand salaris als vakantiegeld. Nog een wens van de socialen die is verzilverd.
Arbeiders bestaan trouwens niet meer. We zijn nu allemaal medewerker. De vroegere SDAP, een arbeiderspartij, heet nu partij van de arbeid, een eufemisme omdat zij zich richten op de onderste regionen van de hiërarchie waar in uren duidelijk minder gewerkt wordt dan in de hogere.
Wat doet de ‘medewerker’ met zijn toegenomen vrije tijd? De uitvinders van het socialisme waren daarover duidelijk. Hij zou zijn kennis vergroten en deelnemen aan de cultuur. Dat is dus niet gebeurd. Hij heeft geen zin zich geestelijk in te spannen en verdoet zijn nieuw gewonnen vrije tijd met suffe spelletjes, bijwonen van de show die voetbal heet en die wekelijks wordt opgevoerd, en de jongeren nemen drugs en drank om het weekeinde dragelijk te maken.
Hoe is het de ‘arbeider/medewerker’ financieel gegaan? Voor de tweede wereldoorlog verdiende een arbeider, zeg een grondwerker omgerekend tien Euro per week. Daarvan kon hij zijn vrouw en vele kinderen eenvoudig kleden, een dak boven het hoofd bieden en spaarzaam voeden. Op woensdag was er een balletje gehakt, op zondag een stukje vlees en verder vooral aardappelen. Die traditionele arbeid is er echter nog nauwelijks, de grondwerker is vervangen door een bulldozer en de monteur aan de lopende band van een autofabriek is vervangen door een robot. De tomatenplukker is er nog steeds maar hij is vaak allochtoon, de autochtonen hebben geen zin in dat werk.
Het huwelijk en het kinderen krijgen is ook duidelijk minder populair geworden en zo is er groot potentiaal aan nieuwe medewerkers gekomen, de vrouwen, die vroeger als ze trouwden hun baan opgaven. De man die nu in de buurt van het minimumloon verdient kan alleen geen gezin onderhouden op een niveau dat nu als minimum geldt: centrale verwarming, eigen slaapkamers voor de kinderen, warm en koud stromend water, één of twee auto’s voor de deur en met vakantie naar warme landen. Daardoor is het recht van de vrouw, nu partner geheten, om te werken, geworden tot een noodzaak om dit allemaal mogelijk te maken.
Met de eetcultuur is het ook niets geworden. De ‘medewerker’ besteedt nog maar een klein deel van zijn budget en van zijn vrije tijd aan het kopen en bereiden van zijn voedsel, hij is geen ‘gourmet’ geworden. Hij is overgestapt op voorgekookt voedsel, dat is vaak vetter dan je denkt, daarvan eet hij te veel en dus is hij te dik.
Samenvattend zou je kunnen zeggen: Veel van het Walhalla dat Karl Marx en zijn medestanders de arbeiders beloofden is gekomen, maar we weten er niet erg goed mee om te gaan. De dagelijkse praktijk doet erg denken aan het ‘brood en spelen’ waaraan het Romeinse Rijk uiteindelijk ten onder ging.
Johannes Tegendraedt