Over Kandinsky gesproken

Mevrouw Tegendraedt en ik gunnen onszelf jaarlijks een voorjaarsvakantie, meestal naar Spanje. De temperatuur is daar wat aangenamer dan in Nederland, de prijzen van hotels en restaurants zijn lager en de mensen zijn behulpzaam zolang je niet met ambtenaren te maken krijgt.

Dit jaar waren we weer in Malaga, waar we het Russische museum bezochten, een minuut of twintig lopen buiten het centrum van de stad. Er was een tentoonstelling van werk van Kandinsky uit zijn Russische periode. Wassily Kandinsky, geboren in Moskou in 1866, was achtereenvolgens Rus, Duitser en Fransman, hij stierf in Neuilly sur Seine bij Parijs in 1944. Hij had vriendinnen tot hij vijftig jaar oud, trouwde met een meisje van zestien.

Voor mij is hij (mede) uitvinder van de abstracte schilderkunst. Hij sprak over de bevrijding van de schilderkunst uit het keurslijf van afbeelding en kleur van de wereld om ons heen. Vibraties van de geest moesten worden weergeven. Op de tentoonstelling hangt veel van zijn zoekende vroege werk en enkele van zijn latere meesterwerken.

Op de tentoonstelling hangen ook schilderijen van zijn vriend Arnold Schönberg, die mij, tot deze tentoonstelling, alleen bekend was als componist. Hij is de uitvinder van de dodecafonie, het loslaten van tonaliteit ten gunste van het twaalftonen stelsel, waarin tonen altijd gelijkwaardig zijn en dissonanten niet oplossen naar harmonie. Je zou ook atonaal kunnen zeggen, alle tonen zijn chromatisch, niet alleen degenen die vallen buiten een toonaard waarin gespeeld wordt. Hij was overigens alleen hervormer in de tonen, in de vorm van een muziekstuk en in het ritme was hij eerder klassiek.

Eén van de dingen die de vrienden beiden probeerden was het schilderen van muziek. Ik vind het resultaat niet geweldig.

Het schilderen van muziek is Piet Mondriaan veel beter gelukt. Zijn Boogy-Woogy, kort voor zijn dood in 1944 in New York geschilderd is beroemd geworden. Van zijn schilderij spettert het ritme af en de eindeloze herhaling van de loopjes in de linkerhand van de piano zijn goed te zien.

Heel grappig vond ik het TV programma van Paul Witteman waar we na thuiskomst toevallig inrolden, waarin musici zich bezig hielden met het vertalen van de bekende schilderijen van Mondriaan met de kleurige vierhoeken gescheiden door zwarte lijnen, naar muziek. Ik vond de schilderijen mooier dan de muziek, maar ik ben geen maatstaf.

Terug naar Malaga. In Malaga bevindt zich ook een dependance van het “Centre Pompidou” in Parijs. De opening van dit museum is jaren uitgesteld, maar nu was het dan toch zover. De veelkleurige glazen kubus, die van ver gezien kan worden is de entree. Het ligt aan de boulevard naar de vuurtoren, een drukke promenade met veel winkels die inkopen voor een voortdurende uitverkoop.

Het museum specialiseert in moderne kunst en in de permanente collectie zijn werken van veel beroemdheden te zien. Eén van die werken is een zelfportret van Francis Bacon uit 1971. Bacon vond dat geschilderde portretten, die een gelijkenis met het afgebeelde model moesten tonen, niet meer gemaakt moesten worden, de fotografie vervulde die taak nu uitstekend. De portretten en in het bijzonder de zelfportretten moesten de toestand van de geest weergeven, iets dat de fotografie niet kan. Zo zijn we dan weer terug bij de vibraties van de geest van Kandinsky. Bacon leefde chaotisch, hij had een gekwelde geest, zijn zelfportret toont dat subliem. Ga het schilderij zien en u vergeet het nooit weer.

Vele tientallen jaren moest hij zich laten onderhouden door oudere rijke vrienden. Pas tegen het eind van zijn leven werden zijn schilderijen veel geld waard. Na zijn dood in 1991 werd een triptiek “ studies van “Lucian Freud”, met wie hij ook lang bevriend was, op een veiling in 2013 verkocht voor 142 miljoen dollar.

Johannes Tegendraedt

Schrijf een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *