Zorg, dat je erbij komt,
Bij de marine, bij de marine.
Zorg dat je erbij komt,
Bij de marine moet je zijn.
Mevrouw Tegendraedt en ik hadden onze vrienden en kennissen uitgenodigd voor een barbecue in de tuin. Twee van onze gasten kwamen niet verder dan de poort, daar ontdekten ze dat ze beiden hun werkzame leven bij de marine hadden doorgebracht en daarna raakten ze niet meer uitgepraat.
Ik ben zelf ook militair geweest, weliswaar niet als beroeps, maar als dienstplichtige maar toch heb ik het leger wel leren kennen en kan ik me het enthousiasme van de oud marine mensen over hun ontmoeting goed voorstellen.
Vroeger moesten jongens van 18 jaar hun militaire dienstplicht vervullen, achttien maanden lang. Achteraf vind ik dat een goede regeling, veel beter dan het beroepsleger, dat we nu hebben. Natuurlijk is de apparatuur waarmee gewerkt wordt veel ingewikkelder geworden en is achttien maanden veel te kort om dat allemaal te leren. Dus zullen er wel meer beroeps nodig zijn. Maar voor de ontwikkeling van veel jongens, die thuis niet geleerd hebben wat discipline, verantwoording en saamhorigheid is, kan de dienstplicht een prima aanvulling voor hun ontwikkeling betekenen.
En niet alleen voor jongens. Sinds de eerste vrouwen tijdens de tweede wereldoorlog in Engeland bij de marine als Marva’s aantraden, vrouwen die voornamelijk achter het front administratief en hulpverlenend werk deden, is er ook hier veel veranderd. Je ziet vrouwen met een pistoolmitrailleur lopen, ik neem aan dat ze er ook mee kunnen schieten.
In Nederland hebben we zelfs een vrouwelijke minister van defensie, minister van oorlog heette het vroeger eerlijker. Helaas werd haar taak tijdens de laatste financiële crisis voornamelijk bezuinigen.
Ik kreeg uitstel van eerste oefening zoals de dienstplicht heette tot ik mijn studie had afgerond. Ik was 24 toen ik alsnog werd opgeroepen. Na twee maanden werd ik doorgeschoven naar de 6 maanden durende opleiding tot officier bij de veld artillerie. Het nadeel van die opleiding was de verlenging van de diensttijd van 18 tot 21 maanden. Ik vond de opleiding, die meer lichamelijk zwaar, dan een intellectuele uitdaging was, toch wel leuk. De wat boerse stijl van de wachtmeesters instructeur beviel mij. Tegen de jongens die keer op keer bij het commando ”links uit de flank” naar rechts gingen zeiden ze: links is je hand waar de duim rechts zit.
Tijdens de opleiding bezochten wij het schietkamp Oldebroek op de Veluwe. Wij kwamen in het donker aan. Ik hoorde een gierend geluid boven mij. Desgevraagd zei de wachtmeester instructeur: dat is de 180 mm lang, destijds het zwaarste geschut van de artillerie, ze hebben nachtoefening, ze schieten over ons heen. Ik heb die nacht slecht geslapen.
Na afloop van de opleiding werd ik geplaatst als batterij officier bij de 11 afdeling veldartillerie gelegerd te Schaarsbergen ten Noorden van Arnhem. Zij heten nu Gele Rijders om aan te sluiten bij de tijd dat het geschut werd getrokken door paarden en geleid door officieren, die overigens toen vaak blauw bloed hadden, en die hun eigen paard meebrachten naar de dienst.
De dienst bestond nu voornamelijk uit het bezig houden van de manschappen. Er kon maar weinig geoefend worden, want er was te weinig geld voor de benzine die de trucks, die de vuurmonden trokken, opslurpten. Als er al geld voor benzine was, wat wel eens gebeurde, dan was er nog geen geld voor munitie. Meestal beschoten we de denkbeeldige vijand met bedreigingen. “Vuur” riep ik als batterijofficier, “afgevuurd” riepen daarna de stukscommandanten, maar verder gebeurde er niets.
Bij de infanterie die wij vuursteun gaven was het nog veel erger, als ze een denkbeeldige handgranaat hadden gegooid moesten de werpers tot zes tellen en dan luidkeels boem roepen. Met de recente bezuinigingen zijn deze toestanden blijkbaar ook teruggekeerd.
Ik ben na de 21 maanden nooit opgeroepen voor herhalingsoefeningen, toen wij afzwaaiden was ons geschut al rijp voor het museum. Toen ik 45 werd kreeg ik een brief dat ik op verzoek eervol kon worden ontslagen. Ik had het te druk om een brief aan Hare Majesteit te schrijven en daarom kreeg ik na een maand een schrijven waar in stond dat het Hare Majesteit had behaagd mij eervol te ontslaan.
Johannes Tegendraedt