Ik zag enige tijd geleden een TV programma, genaamd ‘Podium Witteman’, over muziek. Het is een heel goed programma en is dus niet populair, 40 000 kijkers, vergelijk, een ‘belangrijke’ voetbalwedstrijd heeft 4 miljoen kijkers.
Te zien was onder andere een in Nederland gerestaureerde Franse Erard vleugel uit 1860 waarop Liszt en Brahms nog hebben gespeeld. Het is een vleugel met parallelle snaren, zoals toen gebruikelijk was, in tegenstelling tot de moderne kruissnarige piano, die bij dezelfde lengte van de kast, langere snaren heeft. Daardoor is de amplitude van de geproduceerde geluidsgolf, dat is het volume van het geluid, groter. De klank verandert echter ook. De parallelle vleugel is veel duidelijker een snaarinstrument met een heldere klank en past beter in een pianotrio met cello en viool.
Er was ook een tv programma over het Concertgebouworkest, ‘bloed, zweet en snaren’ heet het. Onder de leden van het orkest is geen pianist en geen saxofonist. Als er een piano concert wordt gespeeld zit er een beroemde solist achter de piano, als de partituur van een stuk een saxofoon voorschrijft, dan komt er een jonge vrouw die als deeltijd zzp’er aan het orkest is verbonden.
In ieder symfonie orkest overheersen de strijkinstrumenten, bijvoorbeeld twintig violen, acht altviolen, zes cello’s en vier contra bassen.
Ik begrijp niet goed waar al die instrumenten vandaan komen. Goede violen werden ooit gemaakt door Stradivarius en zijn tijdgenoten. Door hen gemaakte violen zijn nu miljoenen waard en meestal eigendom van stichtingen die ze gratis ter beschikking stellen van veelbelovende violisten.
De gewone violen komen zeker niet uit China. Ik was eens voor zaken in Peking en kwam onvoorzien in een winkel van muziekinstrumenten terecht. Daar lag uitgestald een nieuwe viool met strijkstok voor vijfentwintig dollar. Desgevraagd zei de verkoper dat het om een studieviool ging, dat in aanmerking genomen was de viool van goede kwaliteit. Ik vond dat je een viool voor die prijs niet kon laten liggen en nam hem mee voor mevrouw Tegendraedt, die piano speelt maar ook andere instrumenten als het zo uitkomt.
Helaas, mijn viool kon de goedkeuring van Mevrouw Tegendraedt niet wegdragen, zij vond hem zelfs zo slecht dat je ‘het ding’ ook niet kon weggeven en zo belandde mijn viool de avond na mijn thuiskomst al in vuilbak. Sinds die dag is mijn bewondering voor Chinese violisten enorm gestegen; zij moeten op deze violen kennelijk studeren.
In het symfonie orkest zitten achter de strijkers de blazers, onderverdeeld in hout en koper. De meeste houtblazers, hobo, klarinet en fagot doen de lucht die ze blazen trillen door een al dan niet dubbel schijfje riet ter grootte van een vinger, dat ze beschutten zoals u jonge kinderen. Vanuit het publiek gezien rechts van het hout zit het koper. Deze opstelling leidt er wel toe dat er onder strijkers nog al eens wat gehoorschade kan optreden, vooral bij de altviolen en de cello’s die voor de bastuba zitten. Ik vind dat instrument dat een sonoor ‘poep poep’ geluid voortbrengt dat alles overstemt, een geweldig instrument, veel mooier dan de trompetten die mij doen denken aan de reveille, het ’s morgens wakker worden waaraan ik altijd een hekel heb gehad.
Helemaal boven achteraan zitten de mannen, zelden vrouwen, die niet strijken of blazen maar slaan, de percussie heet dat tegenwoordig. Ze slaan op gespannen dierenhuiden, de pauken en de trommels, op hout, de xylofoon, op koperen potdeksels, op stalen hangende buizen of wat voor gekkigheid een componist kan verzinnen. Mahler’s zesde symfonie ontleent zijn naam aan de geweldige hamerslag die erin voorkomt, daarbij vergeleken worden de koeienbellen die in deze symfonie ook gebruikt worden gewoon en oninteressant.
Bij de populaire muziek is het allemaal heel anders, het enige solo instrument is de menselijke stem, begeleid door elektrisch versterkte gitaren en een als kleine piano vermomde sinusgenerator, die niet bespeeld wordt door een pianist maar door een toetsenist. Het enorme geheugen van dit apparaat zit vol met klanken zodat het apparaat het geluid van een symfonie orkest van honderd muzikanten, in zijn eentje kan voortbrengen. Het kan ook zo geprogrammeerd worden dat het hele programma ook kan worden geproduceerd als de toetsenist toevallig verhinderd is. Wij Tegendraedten houden er niet van. Muziek moet voor ons uit een muziekinstrument komen en niet uit een luidspreker.
Johannes Tegendraedt