Tot nu toe ben ik er niet aan toe gekomen te schrijven over het Guggenheim museum in Bilbao, dat Mevrouw Tegendraedt en ik tijdens onze reis door Noord Spanje bezochten. De zeer rijke Amerikaanse familie Guggenheim heeft een serie musea opgezet, aanvankelijk alleen om hun kunstverzameling te tonen, een serie musea waarvan het museum in Bilbao het nieuwste is.
Dit museum is gevestigd in een gebouw, ontworpen door de Amerikaanse architect Ghery, die ook het ontwerp maakte van een hotel in El Ciego, enkele auto uren van Bilbao. Wij hebben het hotel eerst bezocht maar alleen van buiten gezien, de kamerprijs was een veelvoud van dat wat wij bereid zijn te betalen. Ook van buiten is wel te zien dat het hier om een bijzonder ontwerp gaat, een soort anti-architectuur. Het ziet eruit alsof de delen van het hotel uit de lucht naar beneden zijn gegooid en zijn blijven liggen op de plek waar ze toevallig terecht kwamen.
Toen wij later in Bilbao het museum naderden konden wij het al uit de verte herkennen, dezelfde techniek als die gebruikt werd voor het hotel. Alleen zijn de brokken die min of meer toevallig van vorm en plaats bij elkaar liggen veel groter, waardoor een imposant, spectaculair gebouw is ontstaan dat een zekere schoonheid door originaliteit niet kan worden ontzegd. Na betaling van €15 p.p. mag u naar binnen en u komt dan in een prachtige, immense hal, die reikt tot aan het dak van het gebouw en die uitsluitend dient voor de trap en de lift, die nog geen tien procent van de ruimte vullen. Behalve in kerken en kathedralen zie je zelden een dergelijke minachting voor het feit dat de kosten van een gebouw een functie zijn van het aantal kubieke meters dat het gebouw omspant. De expositie zalen die u daarna bezoekt zijn veel soberder en functioneel.
Toen wij het museum bezochten waren er twee tentoonstellingen, één van Jeff Koons, een Amerikaan, die beschikt over een atelier, een kunstfabriek, waar medewerkers op zijn aanwijzingen kunst vervaardigen. Bijvoorbeeld een gipsen kopie van het marmeren beeld van een Oudgriekse liggende schone, die een bosje bloemen in haar hand heeft gekregen dat dagelijks wordt ververst om het actuele te accentueren. Haar mannelijke collega is ook een kopie van een Oudgrieks marmeren beeld en is ook van gips. Op zijn hand is een blauw geverfde edelstalen voetbal gelegd om het moderne te symboliseren. Het transparant geschilderde edelstaal van Koons is overigens heel mooi. Bij de uitgang ligt een bosje tulpen van edelstaal in fantasiekleuren en honderd maal zo groot als echte tulpen, een beeld dat nog steeds op mijn netvlies staat. Voor de ingang staat een steile stapel van gepolijste edelstalen bollen, in zijn eenvoud heel indrukwekkend.
De andere tentoonstelling is van graffiti. Ik ben opgegroeid met het idee: ‘alleen gekken en dwazen, schrijven hun naam op deuren en glazen’. Ik kan aan de graffiti niets moois ontdekken, milieuvervuiling is het. Bovendien is het bekladden van andermans eigendom een uiting van gebrek aan respect voor dat eigendom, een respect dat normaal wettelijk afgedwongen kan en moet worden omdat het privé eigendom één van de basis rechten is van onze liberale samenleving. Ik vind dat het bekladden van andermans eigendom niet tot kunst mag worden verheven, het is een verkeerd signaal. Ik breng in herinnering dat alleen al de Nederlandse spoorwegen per jaar vier miljoen euro besteden om de verftroep van de treinen te verwijderen.
Na het bezoek aan het museum hebben wij, om met heer Bommel te spreken, een eenvoudige doch voedzame maaltijd gegeten in een restaurant in de buurt. Pas later hebben wij gehoord dat het restaurant van het museum een reputatie heeft bij fijnproevers.
Johannes Tegendraedt