Wijlen mijn oom Godefridus Tegendraedt studeerde ooit chemie net als zijn zoon Theodoor, die nu bij een multinational werkt. Godefridus studeerde net na de oorlog aan de Rijks Universiteit in Utrecht. Hij kon daar boeiend over vertellen.
Chemie was toen verdeeld over heel Utrecht. Het laboratorium voor anorganische chemie genoemd naar Van het Hoff, die wereldberoemd werd door zijn strijd om het absolute nulpunt, min 273 º Celcius, te bereiken, was aan de Catharijne singel, Organische chemie was in de Croesestraat achter de universitaire tandheelkundige kliniek en analytische chemie was te gast bij de veterinaire faculteit aan de Biltstraat. Hij was, zei hij, met de verouderde instrumenten die direct na de oorlog beschikbaar waren, toch snel door zijn kandidaats examen gekomen.
Voor het doctoraal examen mocht je, zo ging oom verder, een bijvak buiten de eigen faculteit kiezen, ik heb toen economie gekozen, ook omdat ik dacht daarvoor weinig tijd nodig te hebben. Daarbij ben ik van een koude kermis thuisgekomen.
Ik kwam ter kennismaking bij de professor economie, zijn naam ben ik vergeten, die toen in de juridische faculteit thuis hoorde.
Welkom Mijnheer Tegendraedt, zei hij, we zien hier niet veel studenten van de exacte wetenschappen. Laten we maar beginnen met de algemene economie, dan kunnen we daarna nog wel een kleine specialisatie doen. Laat u zich door mijn assistent maar een boekenlijstje geven dan kunt u bij hem een tentamentje doen als u het allemaal gelezen hebt.
Meer dan 3000 pagina’s bleek het te zijn, en voor mij, zei Godefridus moeilijk leesbaar door de vaak wijdlopige stijl. Toen ik alles gelezen had, kon ik de wekelijkse publicatie van de Nederlandse Bank evenals de balans van een bank begrijpen. Ik had ook geleerd hoe geld scheppen in zijn werk gaat. Een klant brengt spaargeld naar de bank, de bank leent negentig procent van het bedrag uit aan iemand anders die het goeddeels bij de bank laat of er rekeningen mee betaalt van mensen die ook een rekening bij de bank hebben. Dus leent de bank nog een keer negentig procent van de negentig procent van het bedrag uit, alles geld dat voor die tijd niet bestond. Echter als iedereen tegelijkertijd zijn geld terug wil hebben heeft de bank een groot probleem.
Ik moest, ging oom verder, nu een specialisatie kiezen. Ik koos bedrijfseconomie, nog 2000 pagina’s. Bovendien bleek het nuttig voor de bedrijfseconomie enige kennis te vergaren van organisatieleer en boekhouden.
Na zes maanden hard werken, een tijd die ik er maximaal voor had uitgetrokken kon ik beginnen aan mijn scriptie. Ik koos de, toen actuele, strijd tussen natuur- en synthetische rubber, een concurrentie die ook weer gecompliceerder lag dan ik had aangenomen.
Maar toch, zei oom, nog twee maanden later belde ik ’s morgens om tien uur aan bij een huis op de Nieuwe Gracht om bij professor thuis mijn scriptie toe te lichten en een beoordeling te ontvangen.
Er werd open gedaan door een dienstmeisje in een zwart jurkje met een wit kapje op haar hoofd; zij wilde weten wat ik begeerde.
Ik heb een afspraak met professor, zei ik, ik kom tentamen doen.
Goed zei zij, ik zal het hem vragen, hij ligt nog in bed.
Zij was snel terug. Komt u binnen, als u daar gaat zitten is professor in vijf minuten bij u. Dat was hij, ongeschoren, gehuld in pyjama en kamerjas.
Ik heb uw verhaal gelezen, zei hij. U denkt dus dat de verdere groei van de markt voor rubber geheel zal worden opgevuld door synthetische rubber omdat het op grote schaal goedkoop gemaakt kan worden uit aardolie.
Ja professor, zei ik. Bovendien zijn er verschillende kwaliteiten mogelijk, de eigenschappen van de synthetische rubber kunnen worden aangepast aan de wensen van de autobanden producent.
Wat moeten de arme koelies dan, die nu de natuurrubber maken?
De natuurrubber gaat naar niches, zoals de fabricage van handschoenen voor chirurgen en van condooms.
Het bleek dat de professor zijn jeugd in Indonesië had doorgebracht en nostalgische herinneringen had aan vellen natuurrubber, die in de zon hingen te drogen.
We moeten daar maar wat verder over praten, zei hij en trok een flesje wijn open om het gesprek te smeren.
Tegen twee uur ’s middags stond ik, besloot oom zijn verhaal, weer op straat, wat duizelig van de wijn in een lege maag, met een goede beoordeling, hoewel ik het laatste uur niets meer hoefde zeggen.
Johannes Tegendraedt