Mijn goede vader Tegendraedt vertelde dat er in zijn kinderjaren al een ijsje te koop was voor een halve cent, een heel klein opgerold wafeltje met een bolletje ijs erop ter grootte van een knikker. Een toren met daarop twee grote bollen kostte toen tien cent. Natuurlijk kreeg hij nooit een ijsje, Tegendraedten eten niet op straat. De verkoop van ijs was toen geheel in Italiaanse handen en ijssalons, daarvoor in Nederland onbekend, heetten Venezia of iets dergelijks. Wij Nederlanders waren niet gewend aan consumptie ijs, wij aten karnemelkse pap en vanillevla.
Nu kost een ijsje met twee bollen twee euro of wel vier gulden vijftig of wel vijf en veertig maal zoveel in ongeveer vijfenzeventig jaar, wat overeenkomt met een gemiddelde jaarlijkse inflatie van iets meer dan vijf pro cent. Zo weinig hoor ik u denken.
Maar 1,052 tot de macht 75 is echt 45
Mijn schoonvader kocht zijn huis in 1959 voor tien duizend gulden, veertig jaar later werd het onveranderde huis verkocht voor vijf honderd duizend gulden. Een gemiddelde jaarlijkse inflatie van 10 pro cent
Niet alle goederen en diensten inflateren met hetzelfde percentage en ook in de tijd is er veel verschil. Oorlogen bijvoorbeeld verhogen de inflatie, de geldhoeveelheid stijgt omdat de overheid de oorlog moet financieren en de goederen hoeveelheid daalt omdat alles wordt kapot geschoten.
Inflatie is intussen endemisch. Staten gezamenlijk veroorzaken inflatie doordat ze meer geld uitgeven dan ze ontvangen en dat gebeurt omdat politici van alles beloven om kiezers ertoe te brengen op hen te stemmen. Veel kiezers begrijpen niet dat ze een sigaar uit eigen doos krijgen, ze moeten betalen voor hun cadeaus. Niet iedereen betaalt, mensen die veel verdienen betalen veel, mensen die van de bijstand leven betalen niets.
Zij geven met hun stem zichzelf echte cadeaus. Nu verkiezingen nog maar zelden over principiële dingen gaan maar veelal over de verdeling van de lasten is er wel wat te zeggen voor het oude census kiesrecht. Wie niet bijdraagt, een redelijke hoeveelheid inkomstenbelasting betaalt, mag niet mee stemmen om zichzelf cadeaus te geven, die anderen betalen.
Inflatie is ook de herverdeling van inkomen van spaarders naar leners. De overheid werkt daar flink aan mee. Waarom is niet duidelijk. Overal worden spaarders geprezen als deugdzame lieden en leners neergezet als onverantwoordelijke opmakers.
Ik ben geneigd het daarmee eens te zijn, maar ik begrijp niet waarom het beleid dan niet wordt aangepast. Niet spaargelden moeten worden belast maar leningen en wel met een percentage gelijk aan de inflatie. De lener is daarmee niet slecht af zijn lening blijft in waarde gelijk. Mensen die sparen moeten als minimum een belastingvrije rente krijgen die gelijk is aan de inflatie. Gaat de ontvangen rente daarboven uit kan over het meerdere belasting worden geheven
De grootste zondaar is de staat; de staatsschuld in Nederland bedraagt vier honderd miljard euro, dat is ongeveer vijftig duizend euro per werkende Nederlander. De staatsschuld groeit nu met zeventig miljoen euro per dag.
Opdat de rente op de staatsschuld betaalbaar blijft wordt de rente laag gehouden. Stijgt de rente met drie pro cent dan stijgt de rente die de staat op haar schuld moet betalen met 33 miljoen euro per dag.
Als de rente laag is moet voor het opbouwen van je pensioen erg veel premie betaald worden. Profiteren doen weer de ‘wie dan leeft wie dan zorgt’ mensen die helemaal geen pensioen opbouwen. Let wel, voor de AOW wordt niets opgebouwd, het werkt volgens het omslagstelsel. Als de jongeren ooit geen zin meer hebben om voor de ouderen te betalen staan de ouderen met lege handen.
Johannes Tegendraedt