Over dierenleed gesproken

Ze heet Amalia, de poes van mevrouw Tegendraedt. Ze is wel doorvoed en ligt gewoonlijk te slapen of te spinnen op het terras. Maar wee het vogeltje dat zich te dicht in haar buurt waagt. In een fractie van een seconde strekt zich de wollige bal voor een sprong en het vogeltje belandt tussen haar klauwen. Het vogeltje wordt zo gebeten dat het niet meer kan vliegen en daarna wordt het nog een poosje gepest. Amalia eet het vogeltje niet op, ze houdt meer van kattenvoer, en na luttele minuten verliest ze de belangstelling en keert terug naar haar gewone houding.

Ik heb zelf twee honden. Ze lopen vrij in onze ommuurde tuin en blaffen geweldig tegen een ieder die ons hek te dicht benadert. Voor mij zijn ze als bewaker waardevoller dan het alarmsysteem dat regelmatig onbedoeld afgaat en de buurt en de politie kwaad maakt.

Mijn buurman is niet dol op mijn honden. Hij houdt konijnen en hij is wat slordig met het sluiten van de hokken. Ik heb met hem afgesproken dat ik er voor zorg dat mijn honden niet in zijn tuin komen en dat hij er voor zorgt dat zijn konijnen niet in mijn tuin komen. Dat laatste loopt wel eens mis en dat betekent zonder uitzondering dat het konijn niet overleeft. Als ik merk dat de honden geen belangstelling hebben voor hun brokken, ga ik op zoek in de tuin en vindt vrijwel zeker de resten van een feestmaaltijd van de honden. Zij eten het konijn op, ze zijn dol op rauw vlees.

Ik moet hieraan denken als ik de abstracte debatten over het ritueel slachten hoor. Ik stel mij dan voor dat een leeuw met een injectiespuit met verdovingsmiddel in zijn bek een hinde opjaagt.

De voorschriften van Mozes en Mohammed komen uit een tijd waarin het verdovingsmiddel in de huidige vorm nog niet bestond. Wat al wel bestond waren boeren die probeerden het vlees van dieren die aan een gemene ziekte waren overleden te verkopen voor de consumptie. Vandaar het gebod: levend slachten.

Boeren die zoiets proberen bestaan nog steeds en daarom staat er een tegenwoordig een dierenarts bij de aanvoer van dieren bij de slachterij. Hij heeft de taak zieke en dode dieren af te zonderen uit de aanvoer. Die aanvoer kan bij een grote slachterij oplopen tot tien duizend dieren per dag, ga er maar aan staan als dierenarts.

De kip, het varken en de koe zijn door de mens uitgekozen als fabriek van respectievelijk: eieren, vlees en melk. De koeien staan vrouwtje aan vrouwtje in de melkstal, in de wei komen ze nooit meer, de kippen scharrelen met tien duizend tegelijk in een schuur voor de productie van scharrel eieren en de varkens zie ik nog voorbij komen in de slachterij met hun kop naar beneden aan hun poten opgehangen aan een hoge lopende band op weg naar een zaag waar ze geheel automatisch overlangs in tweeën worden gezaagd. De plek waar de varkens worden gedood mag niet worden bezichtigd.

Nee dan de poes en de hond. Zij zijn weliswaar uitgekozen voor de slavernij, moeten pootje geven en op schoot liggen, maar ze worden niet geslacht en opgegeten en krijgen een graf in de tuin.

De dieren waar de mens niets aan heeft, of die, sterker nog, het voedsel opeten dat voor de mens bedoeld was, noemen we schadelijk. Insecten zijn schadelijk, ze worden vergiftigd en doodgeslagen.

Sommige dieren zijn nog op weg, zoals de vis naar de gekweekte vis. Over 25 jaar is wilde vis net zo zeldzaam als nu een karbonaadje van een wild zwijn.

De oorzaak van alle ellende is de mens, er zijn er te veel van en er komen er ieder jaar zestig miljoen bij. De ergste fout van Mozes en Mohammed is niet het levend slachten, maar de visie dat de mens het meest verheven wezen zou zijn in het centrum van het heelal. In werkelijkheid is de mens een plaag op een achterafplaneetje.

Johannes Tegendraedt

.

Schrijf een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *