In ons huis schallen zelden kinderstemmen. Als we onverwacht bezoek krijgen van een groep kinderen bereiden we ons dan ook degelijk voor.
De hoogste klassen van de basisschool, dat is zo ongeveer de leeftijd. We besluiten eerst een instructief verhaal te vertellen. Het onderwerp is het verschil en de overeenkomst in het ademen van mens en plant en het verschil en de overeenkomst tussen hemoglobine en chlorofyl.
De kinderen luisteren aandachtig, ze hebben kennelijk nog niet eerder gehoord dat een boom ademt. Ook de demonstratie van het zuurstof molecuul door twee meisjes die zuurstofatoom zijn en die ieder twee armen, die de valenties voorstellen, naar elkaar uitstrekken, valt in goede aarde. Daarna maken we kooldioxide door de twee meisjes de armen en benen, de vier valenties van het koolstofatoom, van een jongen te laten vasthouden. Van daar is het nog maar een kleine stap naar de fotosynthese.
Dat onze vriend de boom kooldioxide inademt en zuurstof uitademt terwijl de mens en dier zuurstof inademen en kooldioxide uitademen vinden ze prachtig en ik verbeeld me dat ze vanaf nu anders naar bomen kijken.
De ernst verdwijnt snel als we over gaan naar deel twee van het programma. Tien stellingen moeten beoordeeld worden als juist of niet juist. Ik geef ze hieronder
- Als je thuis je lievelingsalbum afspeelt moet je het geluid zo hard mogelijk zetten, zodat de buren ook kunnen meegenieten.
- Oude batterijen mogen niet in het huisvuil, je moet ze in zee gooien.
- Kunstmest is heel goed voor de vogels.
- Als papa planten nodig heeft voor de tuin koop je ze niet bij de tuinderij maar je schept ze in de natuur uit de grond.
- Als je je handen wast moet je heel veel water gebruiken anders worden ze niet schoon.
- Als je thuis speelt in het zwembad moet je flink schreeuwen zodat ook de buren begrijpen dat je plezier hebt.
- Als je in de auto een chocolaatje eet moet je de verpakking uit het raam gooien, zodat de auto niet vuil wordt.
- Als je vader de auto wast moet hij dat thuis doen met de waterslang, de wasserette verbruikt teveel energie.
- Als je picknickt in het bos, mag je alle afval achterlaten, de boswachter haalt het op.
- Als je kauwgum kauwt als je naar bed gaat, dan plak je de kauwgum onder je stoel zodat je de volgende morgen verder kunt kauwen.
De kinderen hebben al snel iets triomfantelijks, ons vang je niet, ze zijn allemaal fout. De argumentatie verbaast ons soms. Bij de eerste stelling bijvoorbeeld zegt een meisje: je denkt toch niet dat ik mijn lievelingsalbum ga spelen voor die rotmeiden van de buren, laat ze er maar zelf een kopen.
We zijn nu toe aan het laatste spelletje; daarvoor gaan we naar het park dat zich in onze wijk bevindt. Van te voren hebben we daar foto’s gemaakt van de bloemen en de bladeren van bomen in het park. Ieder kind krijgt een foto en moet de bijbehorende boom zoeken. Wie zijn boom als eerste vindt, krijgt een prijs.
Dat laatste blijkt niet goed. In hun ijver om de prijs te winnen rennen de kinderen hun boom een aantal keren voorbij. Als iedereen uiteindelijk zijn boom gevonden heeft zeggen we dat iedereen het goed gedaan heeft en stellen we voor de prijs te delen en met zijn allen een ijsje te gaan eten bij de kiosk in het park, een voorstel dat in goede aarde valt.
’s Avonds zitten we doodmoe achter een glas wijn bij te komen. Kinderen praten allemaal tegelijk tegen je en dat is weer even wennen. Ik weet niet hoe kinderen hangjongeren worden, de kinderen die ons bezochten hebben daarvoor geen aanleg en deze geschiedenis is ook niet typisch voor
Johannes Tegendraedt