Altijd is Kortjakje ziek,
Midden in de week maar ’s zondags niet.
Mijn moeder zong mij dit soort volksliedjes voor, toen ik vijf was. Ik ken ze nog steeds met de bijbehorende melodie. Maar daarover gaat deze column niet. Het gaat over de nationale volksliederen zoals voor ons het Wilhelmus.
Iedereen wordt geacht de tekst van het eerste van de 15 coupletten te kennen en bij de uitvoering bij plechtige gelegenheden luidkeels mee te zingen. Zoiets kan zijn een Nederlander die een sportwedstrijd wint, bij de opening van de Staten Generaal, bij de herdenking van gevallenen of bij de verjaardag van de koning.
De bedoeling is het zich verbonden voelen met de Nederlandse identiteit en als de winnende Nederlandse wielrenner op het erepodium tranen in de ogen krijgt bij de uitvoering van het Wilhelmus, dan is het goed, zelfs als blijkt dat hij de tekst niet kent. Wij voelen dat een deel van de eer op ons afstraalt.
De tekst is trouwens niet erg relevant, het is een eigen opsomming van de goede daden en eigenschappen van de prins van Oranje, een verre voorvader van onze koning. Hij heeft wezenlijk bijgedragen aan het ontstaan van het huidige Nederland.
Kijken we eens naar onze buren. Het God save the King/Queen: De tekst uit het begin van de 19e eeuw is een ode aan de koning uitgesproken door nederige onderdanen, dat laatste letterlijk te nemen. Ook die tekst is helemaal uit de tijd, in Engeland heeft de koning nauwelijks nog bevoegdheden, maar zij hebben ook Land of Hope and Glory.
Bij het openen en sluiten van de Proms, jaarlijkse uitvoeringen van klassieke muziek voor iedereen, wordt dit lied staande gezongen en niet het nationale volkslied. Erg recent is het ook niet, het stamt uit het begin van de twintigste eeuw toen Engeland het toppunt van zijn macht bereikte.
Onze oosterburen, die met Bismarck veel later dan wij tot een eenheidsstaat kwamen, hebben een volkslied dat niet-Duitsers geweldig irriteert. Grote stukken van Polen en Italië waren opeens Duits geworden en het Deutschland, Deutschland über alles, über alles in der Welt zette ook kwaad bloed, zodat het na de tweede wereldoorlog eenvoudig werd verboden. Nu wordt er een aangepaste versie gezongen.
Onze zuiderburen, de Belgen, hebben de Brabançonne als volkslied. Oorspronkelijk in het Frans geschreven gaat het over de bevrijding van de Belgen van het juk van Willem van Oranje Nassau. Na interventie van de Nederlandse staat zijn de meest aanstootgevende passages verwijderd, maar het blijft ridicuul.
In tegenstelling tot het Engelse en Nederlandse volkslied, die duidelijk doelen op een autocratisch bestuur door een koningshuis, predikt het Franse volkslied de revolutie en de democratie. Allons enfants de la patrie, le jour de gloire est arrivé. Contre nous de la tyrannie etc. Het lied is dan ook in de perioden van hernieuwd autocratisch bestuur na de revolutie, zoals onder Napoleon, verboden geweest.
De Europeanen ten slotte hebben het Ode an die Freude als volkslied, tekst van Friedrich Schiller en als melodie een klassiek thema uit het vierde deel van de negende Symfonie van Beethoven, beter bekend als Alle Menschen werden Brüder. Tot nog toe is bij gebrek aan een Europese taal, alleen de muziek uitgekozen.
Het zingen van volksliederen is bedoeld om de eenheid, de gezamenlijkheid te uiten. Dat daarbij vals gezongen wordt, dat de zangers de tekst niet kennen ook omdat zij de context niet begrijpen, moeten we dan maar voor lief nemen.
We zouden ook kunnen overwegen dat zelfs de tekst van volksliederen een beperkte houdbaarheid heeft. Zo af en toe zou de tekst moeten worden vervangen door iets dat meer relevant is voor het tijdperk, zodat je niet meer geschiedenis hoeft te studeren om het volkslied te begrijpen. Volgens mij zou hier een taak kunnen liggen voor de Dichter des Vaderlands.