Hans Oudendorp heeft een boekje geschreven dat heet ‘de dienstplicht, zo gek nog niet’.
Dat ben ik nu helemaal met hem eens, maar de dienstplicht was destijds niet populair, daarvan getuigt ook het boekje dat voor een deel gevuld is met authentieke verhalen over de meest komieke en bizarre manieren waarop jongens met medewerking van de ouders probeerden aan de dienstplicht te ontsnappen. Brieven aan de Koningin zijn rijk vertegenwoordigd.
Ik behoor tot een generatie die het allemaal nog persoonlijk heeft meegemaakt. Ik ben toen ik achttien was gekeurd en geschikt bevonden, weliswaar met O3 (onderdanen), dat betekent dat ik slecht liep en niet bij de infanterie zou worden ingedeeld. Ik werd ingedeeld bij de luchtmacht, en zou opgeleid worden tot straaljagerpiloot en zou dan zes jaar in dienst moeten blijven. Straaljagers waren toen Gloster Meteors, die de reputatie hadden regelmatig uit de lucht te vallen wat vaak de dood van de piloot tot gevolg had. Gelukkig was gezien mijn minderjarigheid de handtekening van mijn vader nodig, die het helemaal geen eer vond uitgezocht te zijn en categorisch weigerde en dus kreeg ik uitstel van ‘eerste oefening’ tot mijn studie was afgerond en werd ik heringedeeld bij de artillerie.
Ik heb nog overwogen op het aanbod van mijn professor in te gaan en bij hem wetenschappelijk ambtenaar te worden en te promoveren, als we de promotie rekten tot ik 30+ was, zou ik tot die tijd uitstel krijgen wegens studie en daarna niet meer in dienst hoeven omdat ik te oud zou zijn. Uiteindelijk heb ik dat niet gedaan omdat de wetenschap mij niet mijn toekomst leek, ik miste de wetenschappelijke intuïtie.
Ik was 24 jaar toen het zover was, ik moest opkomen in Breda, ik was rekruut en werd in twee maanden opgeleid tot kanonnier. Het was geen prettige tijd, de meeste rekruten waren veel jonger dan ik, en het ’s nachts met een karabijn boven je hoofd door een riviertje waden vond ik ook niet fijn.
De opleiding tot reserve officier was al beter, de parate hap was een bijzondere ervaring. Ik zag er wat discipline en hiërarchie vermogen als er duidelijke doelen moeten worden bereikt, zoals het verslaan van een vijand. Het lijkt alsof nu aan jongeren meer vrijheid wordt gegeven dan effectief is. De geniën onder ons komen het best tot hun recht als ze veel keuzevrijheid hebben. Helaas zijn geniën zeldzaam, de grote middelmaat is effectiever in een doelgerichte strak geleide organisatie. Een ervaring met de discipline in een dergelijke organisatie lijkt mij voor alle jongeren een winstpunt. Ik ben voorstander van een dienstplicht van een jaar zowel voor jongens als voor meisjes en niet beperkt tot militaire dienst maar ook voor sociale diensten.
Ik vond achteraf de tijd bij de parate hap heel leerzaam. Het bleek best mogelijk de onwillige jonge mannen te motiveren voor zo iets abstracts als in vredestijd oefenen voor een mogelijke oorlog. Maar dan moet er wel geld zijn voor munitie om te oefenen en voor benzine voor de voertuigen.
Het eindeloze ‘onderhoud materieel’ dat betekende je eindeloos vervelen, er viel niets te onderhouden, moet worden vervangen door assistentie aan andere diensten zoals de politie, sociale en medische diensten enz.
Tot slot twee anekdotische herinneringen aan mijn diensttijd.
Toen ik na anderhalf uur met de schootsliniaal, een soort rekenliniaal, voor ons vuurleidingcentrum had gestaan om het richten van de kanonnen te leiden, had ik in een pauze zin om naar de kadi te gaan voor een kop koffie, maar mijn jeep en chauffeur waren niet op hun plaats. Voordat ik de kans had kwaad te worden kwam mijn chauffeur, een Amsterdamse straatjongen, aanrijden en zei: Kornet, ik dacht dat u wel moe zou zijn ik heb een kop koffie voor u gehaald.
Ik was officier van Piket in een weekeinde. Dat betekende onder meer het controleren van de kwaliteit van het door de keuken verstrekte eten en dat ik samen met de bewapende wacht verantwoordelijk was voor de veiligheid van de kazerne. Om twaalf uur ’s avonds kwamen een aantal soldaten terug van avondpermissie, lees stappen in de stad, met in hun kielzog een aantal Engelse militairen die ze hadden ontmoet in een bar. De Engelsen hadden voor de nacht geen onderdak en dus waren ze door hen uitgenodigd om in onze kazerne te overnachten. Mijn instructies voorzagen niet in een dergelijk geval, onaangekondigde militairen van een bevriende natie, dat heb ik hen uitgelegd. Daarna heb ik toegestemd op voorwaarde dat ze een bed en het ontbijt voor hun gasten zelf zouden regelen en zich met hun gasten om tien uur de volgende morgen, ik had dan nog dienst, bij de poort zouden melden om de gasten uit te zwaaien. Natuurlijk waren ze er volgens afspraak.
Johannes Tegendraedt