Wij Nederlanders houden niet van mensen die proberen zich te verheffen boven de middelmaat. Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. Het hoofd dat uitsteekt boven het maaiveld wordt afgemaaid.
Dat uit zich ook in bijnamen. Een ingenieur, een titel waarin het woord genie ostentatief aanwezig is, wordt, als hij elektrotechniek heeft gestudeerd, een ‘vonkentrekker’, heeft hij werktuigbouw gestudeerd dan is hij ‘fietsenmaker’.
Bij de doctores en de doctorandi hebben de beroepen Latijnse namen opdat Jan met de Pet er tegen op ziet. Jan heeft ter compensatie echter spotnamen bedacht. Een farmaceut wordt een pillendraaier, een patholoog wordt een lijkenpikker, een psychiater wordt een zielenknijper, een gynaecoloog een kuttenkijker, een uroloog een lullensmid en een veterinair een veebonk.
Doctorandi kennen we alleen in Nederland. Ons systeem van universitaire studies was oorspronkelijk gelijk aan het Duitse. Het eindexamen gymnasium gaf toegang tot de universiteit, na drie jaar deed je kandidaats- en na zes jaar doctoraal examen, waarna je een klein jaar een proefschrift schreef om te bewijzen dat je zelfstandig onderzoek kon doen. Daarna promoveerde je tot Doktor en was de studie beëindigd.
In Nederland werd de promovendus door de professoren ontdekt als goedkoop medewerker aan het onderzoek dat zij zelf uitvoerden. Daarom stelden zij de promotie steeds langer uit. Het kwam voor dat je pas zes jaar na je doctoraal examen promoveerde. Aangezien je waarde op de arbeidsmarkt door deze promotie nauwelijks toenam werd het gewoonte na het doctoraal examen de pijp aan Maarten te geven en verder als doctorandus, studerend voor Doktor, door het leven te gaan. De omgang met Duitse collega’s die wel allemaal Herr Doktor waren was soms moeizaam.
Er ging ook nog iets anders mis. De studieduur die op papier zes jaar was, liep voor sommige studies uit tot gemiddeld acht jaar. De oorzaak was tweeërlei. Enerzijds waren de professoren wel bereid de nieuwste ontwikkelingen op te nemen in het studie programma, maar niet om ouderwetse onderwerpen eruit te halen. Anderzijds werd er door de studenten niet hard gestudeerd. Sommigen moesten de studie met bijbaantjes financieren, anderen hadden veel tijd nodig voor hobby’s en feesten. De internationale arbeidsmarkt werd voor onze doctorandus moeizaam, zijn titel werd niet begrepen en hij was tot vijf jaar ouder dan concurrenten uit het Angelsaksische systeem.
Om het Angelsaksische systeem te begrijpen moeten we terug naar de middeleeuwen, naar het gilden systeem, beroepen waren gereserveerd voor leden, het gilde zorgde voor de praktijk gerichte opleiding. Je werd eerst leerling, daarna gezel en tot slot meester, bevoegd om het beroep zelfstandig uit te oefenen en gezellen op te leiden. Daarnaast waren ook vrije gezellen, die niet bij een meester werkten. Wij kennen de meester nog als jurist, als schoolmeester en als baas op de stoomlocomotief.
Op een Amerikaanse universiteit is de opleiding schools en op de praktijk gericht, de studenten moeten leren de fundamenten van een gebouw of de wanddikte van een hoge druk reactor te berekenen. Na twee jaar worden ze ‘bachelor’, vrij(e) gezel, en na vier jaar ‘master’, ons meester. Voor de meesten is de studie daarmee afgelopen, wie belangstelling heeft voor onderzoek kan zich daaraan wijden en uiteindelijk Doktor worden.
Om de achterstand die Nederlandse academici op hun Amerikaanse concurrenten te verkleinen is het Amerikaanse systeem overgenomen, met Engelse titels en al. Aan Nederlandse universiteiten word je nu eerst bachelor, geen vrijgezel en geen kandidaat en daarna ‘master’ geen meester en geen doctorandus. De studieduur is teruggebracht naar vier jaar.
De Nederlandse ingenieur had het internationaal nog moeilijker. Om te beginnen kwam hij niet van een universiteit maar van een Hogeschool. Dat is opgelost door de naam te veranderen in technische universiteit. Bovendien werd ingenieur geassocieerd met het Engelse woord engineer, dat komt niet van genie, maar van engine, dat is motor, een engineer repareert motoren, een soort monteur, een prima beroep, maar niet geniaal. De ingenieur is dus ook afgeschaft en vervangen door een master, die zijn wijsheid sneller, in vier jaar in plaats van vijf jaar, moet vergaren.
De doctorandi en de ingenieurs zijn, door gebrek aan nakomelingen, uitstervende soorten.
Johannes Tegendraedt