Meer dan tien jaar geleden heeft een jonge vrouw uit Argentinië zich in Nederland gevestigd om daar een hoge positie in te nemen. Nadat zij een jaar of vijf in Nederland verbleef had zij naar eigen zeggen de Nederlandse identiteit nog niet kunnen ontdekken. Om te beginnen is het woord identiteit als vertaling van ‘identity’ geen goed Nederlands, wij zeggen volksaard. Maar als wij Nederlanders geen eigen volksaard hebben hoe komt het dan dat ik aan de Spaanse costa’s de Nederlanders direct herken?
Om te beginnen aan hun fiets, een opafiets al dan niet voorzien van een hulpmotor. In geen ander thuisland waarvan de ingezetenen aan de Spaanse costa’s verblijven wordt de fiets gebruikt als vervoermiddel naar werk en naar winkel, voor het laatste voorzien van twee zijtassen aan de bagagedrager.
Ook bij een kassa is typisch gedrag waar te nemen. Als er bij de kassa van de supermarkt een rij staat en de vrouw die aan de beurt is begint desondanks een uitgebreid gesprek met de caissière, dan is dat zeker een Spaanse. De vrouw uit de rij die zich in het gesprek mengt is ook een Spaanse. Echter de vrouw die het niet pakt en die de caissière in slecht Spaans maant te werken in plaats van te kletsen is zeker een Duitse. De Nederlandse vrouw in de rij staat zich duidelijk te ergeren maar zegt niets. De Duitse Hauswirtin bij wie wij af en toe logeren noemt Nederlanders pflegeleicht, ze klagen niet en stellen weinig eisen.
Nederlanders denken dat de Spaanse man hanig is en de Spaanse vrouw dus een doetje. Het eerste is een beetje waar, het laatste helemaal niet. Op een stil moment tonen wij belangstelling voor het privé leven van onze caissière. Ze heeft een dochter van drie maar geen man. Ze hoeft geen man. Spaanse mannen willen van een vrouw maar één ding, zegt ze, en maakt een obsceen gebaar en wijst naar haar onderlijf. Als echtgenoot heb je niets aan hem. Hij gaat naar zijn werk voor je kind wakker is en eet tussen de middag in een bar. Als hij ’s avonds om acht is uitgewerkt komt hij niet naar huis maar loopt een ommetje met zijn vrienden en drinkt een paar biertjes in het buurtcafé. Als hij eindelijk thuis komt is je kind al naar bed. Hij heeft veel geld nodig voor zichzelf, als je zelf geen behoorlijk inkomen hebt verhongeren je kinderen.
De manier waarop men zich kleedt zegt ook veel over de herkomst. Een Duitser houdt van degelijk, goede kleding, vakkundig gemaakt. Engelse jongeren daarentegen zien eruit alsof ze inkopen bij de voddenman en Engelse middelbare dames dragen een bloemetjesjurk, ’s avonds langs de boulevard tot op de enkels. De Nederlander draagt sportkleding, ook dan als er niets te sporten valt. Als het maar gemakkelijk zit. Het interesseert hem niet wat een ander ervan vindt.
De Nederlander als weggebruiker is ook interessant. In Nederland is hij gewend zich aan de verkeersregels te houden, op zijn mede weggebruiker te letten en te proberen hem te slim af te zijn en tien plaatsen op te schuiven in de file. Komt hij naar de costa’s dan zijn er geen files maar wel Spanjaarden, die dubbel parkeren voor de bar om een kop koffie te drinken, die parkeren op de voetgangersoversteekplaats, zelden richting aangeven en vaak zoveel te bespreken hebben met hun passagiers, dat ze geen tijd hebben op hun medeweggebruikers te letten. Gelukkig hebben ze nooit haast omdat het vanzelfsprekend is dat je een half uurtje te laat bij je afspraak komt.
Hoe moet onze hooggeplaatste Argentijnse immigrante nu de Nederlandse volksaard leren kennen? Ik stel voor dat ze vaak in de rij gaat staan bij de kassa van de supermarkt.
Johannes Tegendraedt