Mijn vrouw en ik bezoeken een overheidsinstantie. In de hal is een schoonmaakster aan het werk. Nou ja, werk? Haar ene hand rust op een karretje met schoonmaak materiaal in haar andere hand heeft ze een mobiele telefoon. Wij vragen haar waar we moeten zijn. Zonder op te houden met schreeuwen in de telefoon beduidt ze ons dat we de trap op moeten. Als we drie kwartier later na gedane zaken de trap weer af komen telefoneert ze nog steeds. Arme werkgever.
Wij gaan naar een restaurant voor onze lunch, wij zijn de eerste gasten. Na ons komen twee heren, ieder met hun telefoon in de hand. Als ze tegenover elkaar hebben plaats genomen gaan beiden door met hun telefoongesprek alsof de ander er niet is, erg gezellig.
Daarna komen een aantal eenlingen binnen, zowel mannen als vrouwen. Allen hebben hun mobiel in de hand en blijven dat gebruiken tijdens de maaltijd. De vrouw aan de tafel naast ons eet hetzelfde als wij. Zij verdeelt haar smakelijke gerecht met mes en vork al kijkend naar het schermpje in hapklare brokken. Daarna gaat de vork naar de rechterhand en de mobiel weer in de linkerhand, zodat de inhoud van het bord ongezien naar binnen kan worden geschept. Als het bord leeg is loopt ze naar de kassa en voert tijdens het afrekenen een telefoongesprek. Tijdens onze lunch staat ook de televisie aan, niemand kijkt ernaar.
In een weekblad las ik dat Nederlandse kinderen van tien tot veertien jaar gemiddeld per dag vier uur on line zijn. Heel goed denkt u. Het internet weet alles. Goed om je spreekbeurt voor te bereiden.
Maar dat is een vergissing. In groepen houden ze elkaar continue op de hoogte van hun verblijfplaats, wat ze doen, wat ze gegeten hebben e.d. Zo vermorsen ze vier uur per dag, tijd die ze ook hadden kunnen gebruiken iets echt gezamenlijks te doen zoals mens erger je niet, in plaats van een computerspel of een gezamenlijke fietstocht in de natuur. Om nog maar niet te spreken van zo onpopulaire zaken als wiskunde huiswerk maken.
Tussen de schappen in de supermarkt ontmoet je hun moeders. Met hun buik duwen ze het winkelwagentje vooruit en met hun rechterhand graaien ze pakken en dozen van het rek. Tegelijkertijd praten ze in een telefoon die ze in de linkerhand hebben. Ik heb mij wel eens strategisch opgesteld om het gesprek af te luisteren.
Gebeld wordt altijd met vriendinnen, het gaat altijd over derden. Als er ook nog bij gegiecheld wordt gaat het over bedavonturen.
Te bedenken is dat hun moeders nog klaagden bij de Rijkstelefoondienst omdat de telefooncellen niet geluiddicht waren. De mensen die op hun beurt wachtten konden verstaan wat je zei. Vreselijk!
Ik heb natuurlijk ook een mobiele telefoon en neem een kleine lap top mee als ik op reis ben. Maar in een restaurant, in een theater, bij het bezoek aan een arts of het bijwonen van een vergadering gaat alles uit.
Volgens mij doen veel mensen die altijd met een ipod in de hand lopen niets zinnigs, ze zijn heel druk met tijd vermorsen. Boven dien lijkt het alsof mensen denken dat contact via het scherm sociaal contact is. Maar het scherm lacht je niet uit als je onzinnige dingen beweert en strijkt je niet over je bol als je lekker bezig bent.
Misschien zijn mensen, die eenzaam opgegroeid zijn met een scherm wel geneigd de vaak Amerikaanse films waarin mensen elkaar martelen, doodslaan, doodschieten en opblazen als normaal te ervaren, en denken ze dat ze ook eens mensen zouden moeten doodschieten om roem te oogsten. Ik begrijp niet waarom zulke films gemaakt en getoond moeten worden. Je kunt ze niet verbieden, belemmering van de individuele vrijheid, de kijker wil ze zien!
Merkwaardig genoeg vereist de Amerikaanse TV code wel dat er niet één blote vrouwenborst mag worden getoond. Hypocrieter kan het niet.
Johannes Tegendraedt