Ik ben van een generatie die is opgegroeid zonder TV. Ik was student toen de proefuitzendingen plaatsvonden. Toen ik uit het ouderlijk huis vertrok naar een eigen huis, hadden mijn ouders nog geen TV toestel gekocht. Ook ik dacht er niet aan een apparaat aan te schaffen, programma’s, die ik bij anderen had gezien, benamen mij de lust. De grote mogelijkheden die het medium had voor de informatie en educatie van de kijker werden niet benut; het ging om amusement dat mij niet boeide.
Een enkele keer moest ik voor de firma naar de VS. Daar stond toen al op iedere hotelkamer een TV toestel waarop je minstens twintig zenders kon ontvangen. In Nederland bestonden toen nog maar twee zenders. Een keuze had je in de VS desondanks niet, alle zenders zonden vergelijkbare programma’s uit, alle gericht op de aandacht van de gemiddelde Amerikaan, Joe Sixpack heet hij tegenwoordig, een soort Jan Modaal, om hem erop te wijzen dat je heerlijk slaapt op een matras van het merk XX, een firma die de uitzending betaalt.
Na enkele jaren werd ik door mijn werkgever overgeplaatst naar Hamburg. Daar kocht ik mijn eerste TV toestel, keek en luisterde iedere dag naar het nieuws en naar ‘achter het nieuws’. Al luisterende veranderde mijn school Duits langzaam maar doeltreffend naar iets, dat mijn collega’s herkenden als Duits. Bovendien kreeg ik wat meer inzicht in de Duitse samenleving en begreep ik beter waarom Duitsers Nietduitsers altijd willen uitleggen hoe de dingen moeten.
TV is een ideaal medium voor kennisoverdracht. Waarom gebeurt dat dan niet en gaan de programma’s altijd over voetbal, stomme spelletjes en mensen die bereid zijn voor de camera eens flink in huilen uit te barsten? Dit alles ten gerieve van een publiek dat hangend op de bank voor de TV een magnetronhap met een biertje in neemt en helemaal geen zin heeft in nadenken.
De Nederlandse overheid vindt dat ze bij de programmering van de tv zenders geen taak heeft. Ik vind dat niet juist. Cultuur- en kennisoverdracht over te laten aan zoiets doms als marktwerking vind ik absurd. De overheid vindt het vanzelfsprekend dat kinderen verplicht naar school gaan en dat zij, de overheid, vastlegt wat er op die school onderwezen moet worden. Waarom moet dat met 16 jaar ophouden zelfs als iemand niet in staat is voor zichzelf te zorgen en afhankelijk blijft van de gemeenschap.
Ik zou willen dat de malle gedachte dat een TV programma beter is naarmate er meer mensen naar kijken wordt verlaten. Het voert rechtstreeks naar middelmatigheid. Meneer Gauss had dat in 1800 al door toen hij stelde dat in een natuurlijke verzameling de frequentie het hoogst is bij de gemiddelde waarde. Met andere woorden in Nederland wonen weinig debielen en weinig genieën maar heel veel middelmatigen en daarvoor worden via het kijkdichtheidcriterium de uitzendingen gemaakt.
Ik stel voor dat de publieke zenders vrijgemaakt worden van reclame en van kijkdichtheid als criterium voor succes, dat zij geheel gratis zijn, gefinancierd worden door de overheid en gecontroleerd op kwaliteit zoals dat bij het lager onderwijs gebeurt.
Eén zender zou zich bezig moeten houden met het toegankelijk maken van cultuur voor een breder publiek, de andere met het overdragen van kennis. Dat laatste moet dan op veel niveaus, van postacademiaal tot bijscholing voor beroepen. Zo kan een mooie bijdrage geleverd worden aan de kenniseconomie.
De voetballers, de spelletjes presentatoren, de popmuziek en de sentiment exploitanten gaan naar de commerciële TV en zolang ze zich aan de wet houden gaan ze hun gang maar.
Johannes Tegendraedt